openhartig beschouwd: de centrale kringvergadering H 7 m Men kan er zwaar of licht aan tillen, maar van verschillende kanten merk je de laatste tijd, dat we met de Centrale Kringvergadering in zijn nieuwe stijl nog niet zijn, waar we wezen moeten. Die nieuwe-stijl-vergadering is nog wel niet bijeen geweest, maar de tot nu toe (mid den november) gehouden centrale verga deringen van de oude organisaties heb ben hier en daar enige teleurstelling ge wekt. Men had al wat meer verwacht, juist omdat in de statuten van de nieuwe Cen trale Bank aan de Centrale Kringvergade ring zo'n belangrijke positie wordt toe gedacht. Dat ontstaan van onze nieuwe Centrale Bank heelt, met enige fantasie natuurlijk, wel iets weg van de geboorte van een nieuwe staat. Er is een historische ont wikkeling als achtergrond, de functie en werkwijze van de nieuwe staatsorganen zijn prachtig in de constitutie geregeld, maar de eigenlijke test voor het goed functioneren van die staat en zijn nieuwe organen komt altijd pas na zijn daadwer kelijk ontstaan. De theorie moet in de praktijk bewezen worden: de mensen zelf, regeerders en geregeerden, moeten het trachten waar te maken. Zo is het ongeveer ook bij ons, vooral ten aanzien van de Centrale Kringvergade ring, maar ook, doch dat blijft thans bui ten beschouwing, ten aanzien van de nieuwe kringvergaderingen. Onze „constituerende" algemene vergade ringen van mei jl. hebben met grote meer derheid de nieuwe statutaire regeling voor de Centrale Kringvergadering aanvaard. In de artikelen 26 en volgende van de nieuwe statuten staat de functie van die Centrale Kringvergadering uitvoerig om schreven en de officiële toelichting daarbij doet die functie nog eens duidelijk uit de doeken. Wij weten, dat het een behoorlijk heet hangijzer is geweest. Vooral in de oude Utrechtse organisatie is er duchtig over „gebakkeleid", vóórdat we het eens waren. Maar we hebben elkaar gevonden in de formuleringen en hebben - dacht ik - na de mondelinge en schriftelijke toe lichtingen ook allemaal wel begrepen wat de bedoeling is, m.a.w. wat onze Centrale Kringvergadering moet zijn. We hebben hier een orgaan, dat typisch is voor onze organisatie. Een orgaan, dat niet beslist „zo en niet anders moet het", maar dat haar taak vindt in „intensief en snel overleg" met andere organen, met name de Raad van Beheer en de Hoofddirectie. Haar taak is een adviserende, eigenlijk voor alles wat maar aan de orde komt. Adviezen, die bovendien zeer zwaar wegen, dat is her haaldelijk van „officiële zijde" te verstaan gegeven. Adviezen zelfs, die aan de Al gemene Vergadering kunnen worden uit gebracht! Men leze de officiële toelichting op artikel 26. Is het nu terecht, dat er wat teleurstelling heerst over wat er van die hoge taak tot nu toe terecht is gekomen? Enerzijds niet. Want we hebben tot nu toe alleen nog maar de „oude" afzonderlijke centrale ring- en kringvergaderingen gehouden. De eerste echte Centrale Kringvergadering onder de werking van de nieuwe statuten moet nog komen! Anderzijds is het begrij pelijk, dat men toch al wel wat van de nieuwe importantie van de Centrale ver gadering had willen merken en dat men wat ongeduldig wordt, omdat men daarvan te weinig gevonden heeft. Begrijpelijk, want „regeerders en geregeerden" moeten leren aan de nieuwe vorm van overleg tussen beide, aan het geven en ontvangen van advies de juiste gestalte te geven. Dat heeft men niet één, twee, drie onder de knie, al is het een opdracht van de hoogste prioriteit. Elke goede parlemen taire traditie, juist bij een nieuwe staat heelt tijd nodig! Laten we er aan werken, van de eerste vergadering af! De eerste moeilijkheid is al, dat de vergadering veel groter is dan we vroeger gewend waren en dat de oud-Utrechters en de oud-Eindhovenaren elkaar nog niet zo goed kennen. Het laatste lost zich binnen korte of lange tijd vanzelf op, het eerste is een kwestie van vergadertechniek. Daarnaast is er nog iets anders. Te vaak leken in het verleden de leden enkel te spreken als afgevaardigden van de eigen kring, soms zelfs enkel van de eigen bank. De Centrale Kringvergade ring is echter een orgaan van het geheel en vanuit dat geheel dienen de proble men benaderd te worden. In plaats van individueel vragen af te vuren, die dan door een lid van de Hoofddirectie of van de Raad van Beheer beantwoord moeten worden, zou men veel meer eerst binnen de Centrale Kring zelf moeten discussi eren en tot een gezamenlijke opinie ol vraagstelling moeten komen. Daarover kan dan de mening van de vertegenwoordigers van de andere organen gevraagd worden. Zo ontstaat een vruchtbaar overleg, met de voorzitter van de Centrale Kringverga dering als middelpunt, die de wederzijdse opinies doorgeeft of in ontvangst neemt en al dan niet na gehouden stemming uit eindelijke conclusies trekt. Dat betekent ook, dat de leden van de Centrale Kring moeten weten, waarover zij praten. Zij moeten informatie hebben ontvangen, en - vergeet dat niet - zich die goed eigen gemaakt hebben. Aan dit laatste kan volgens de eigen mening van verschillende leden van de Centrale Kring ook nog best wat verbeterd worden! 1 De „regeerders", dus Raad van Beheer en Hoofddirectie, behoeven trouwens ook niet buiten schot te blijven. Goed, ook zij moeten aan de nieuwe functie van de Centrale Kringver gadering wennen, maar zij moeten die ook van de grond helpen komen. In de eerste plaats door, zo mogelijk, tijdig alle nodige informatie te verschaffen. Anders kan de Centrale Kringvergadering niet overleggen en adviseren. Haar taak gaat immers veel verder dan het stellen van enige „intelli gente vragen". Zij moet na overleg tot een advies komen. Overleg, niet alleen binnen de eigen Centrale Kringvergadering, maar ook als Centrale Kringvergadering met de beide bestuursorganen, de Raad van Be heer en de Hoofddirectie. Goed overleggen is een kunst, die we allemaal moeten leren, de andere organen even goed als de Centrale Kring. Want we hebben maar al te veel de natuurlijke neiging de eigen mening als alleen zalig makend voor te stellen. Aan de contro verse, een botsing van de ene partij tegen de andere, hebben we overigens helemaal geen behoefte. Dat soort polarisatie maakt overleg en advies geven ol opvol gen onmogelijk en is aan een organisatie als de onze van ouds wezensvreemd. Ik ben er van overtuigd, dat ook niemand dat wil, noch de „regeerders", noch de „ge regeerden". Maar dat we er even tijd voor nodig zullen hebben om de juiste draai te vinden, vind ik niet erg. Dat was te ver wachten, want er is iets nieuws, wat we moeten leren hanteren. Spaar daarbij ons uw goedbedoelde kritiek niet, want die helpt ons allemaal bij dat leren. Dit stukje heeft er zijn aanleiding in gevonden! Tot slot wens ik graag ieder van onze lezers van harte goede Kerstdagen en een gezegend 1973 toe. Ik hoop, dat wat we dit jaar, soms moeizaam, op het gebied van samenwerking tot stand gebracht heb ben, in de toekomst iets moois mag blij ken te zijn, waar niemand spijt van heeft! J. R. H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 9