cecoha en cecoin, "dochters" van de n.c.r. de n.c.r. in e.e.g.-verband 31 Hierover is overigens het laatste woord nog niet gespro ken. Een andere affaire die de N.C.R. jarenlang op de barricades heeft gezet is de verandering die de invoering van de Wet op de vennootschapsbelasting in de fiscale positie van de coöperatie teweeg heeft gebracht. Door de bemoeienissen van de belastingcommissie van de N.C.R. - eveneens samengesteld uit deskundigen van de leden-organisaties - zijn, als men het wetsontwerp van 1960 vergelijkt met de wet van 1969, een aantal aanzienlijke verbeteringen tot stand gekomen, al bestaat nog geen volledige tevredenheid, met name over de fiscale behandeling van de uitgedeelde winsten. Toen de staatssecretaris van Financiën, mr W. Scholten, dan ook vorig jaar aankondigde het probleem van de dubbele heffing van vennootschapsbelasting en inkomstenbelas ting opnieuw te doen bestuderen, heeft de belastingcom missie een adres opgesteld. Daarin heeft de N.C.R. zich op het standpunt gesteld dat de uitgedeelde winsten van alle samenwerkingsvormen van bedrijven, zolang ze bin nen de ondernemingssfeer blijven, slechts eenmaal dienen te worden belast. Dit zou een aanmerkelijke fiscale verbetering inhouden voor alle samenwerkingsvormen, waardoor kleinere ondernemingen tot samenwerking en integratie kunnen worden gestimuleerd. Zowel een ver minderde belastingdruk als een grote mate van samen werking zijn in land- en tuinbouw dringend gewenst. Samenwerking, schaalvergroting en fusie zijn in het bedrijfsleven aan de orde van de dag, Ook in de landbouwcoöperatieve sector treden deze verschijnselen gelukkig in een versneld tempo op. De coöperatie zal haar plaats in het economisch verkeer moeten behouden en waar nodig versterken. Nu is concentratie hiervoor niet alléén en altijd het middel, maar het beginsel „eendracht maakt macht" is toch van niet te onderschatten betekenis, niet in de laatste plaats omdat meer en meer rekening moet worden gehouden met de internationale concurrentie. De fusie tussen de Centrale Banken, het samengaan van Cebeco en de Handelsraad van de A.B.T.B., de groei naar grote, regionale zuivelondernemingen en niet minder de totstandkoming van de AVEBE en de Suiker Unie zijn van concentratie goede voorbeelden. De bevordering van het samengaan van coöperaties, waar nodig, ziet de N.C.R. als een belangrijke taak. In het kader van de inter-coöperatieve samenwerking moet ook worden gezien de Commissie automatiserings vraagstukken van de N.C.R. Deze commissie bestudeert de wenselijkheid en de mogelijkheid tot samenwerking tussen centrale organisaties van coöperaties met betrek king tot automatisering. Hoever deze samenwerking zal gaan reiken kan op dit ogenblik nog niet worden gezegd, maar het feit alleen al dat de automatiseringsdeskundigen binnen de landbouwcoöperatieve sector contact met elkaar hebben kan reeds nut afwerpen. maandblad „Coöperatie" en de instituten en diensten door middel van hun eigen publikaties verschaffen, gecoördineerd kan geschieden. Niet alleen in geschrift maar ook in woord verschaft de N.C.R. voorlichting. Regelmatig worden inleidingen en causerieën gehouden voor binnen- en buitenlandse gezelschappen. In het bovenstaande zijn enkele algemeen-Coöperatieve taken van de N.C.R. geschetst. Daarnaast krijgen ook de handels- en industriële belangen van de landbouwcoöpe raties ruime aandacht. Om organisatorische redenen worden deze formeel be hartigd door de Centrale verenigingen voor de coöpera tieve handel en industrie, maar de uitvoerende taak is toevertrouwd aan het secretariaat van de N.C.R. Deze verenigingen treden zowel op als representatieve organi saties voor de gezamenlijke coöperatieve handel en industrie als voor verschillende branches. Als zodanig zijn zij aangesloten bij of vertegenwoordigd in diverse publiek- en privaatrechtelijke organisaties als de S.E.R., een aantal produkt- en bedrijfsschappen, de Centrale Kamer van Handelsbevordering, het Centraal orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland e.d. Indirect is de N.C.R. hierdoor in de gelegenheid om ontwikkelingen, die voor het in hem georganiseerde bedrijfsleven van belang zijn, te volgen en waar nodig te beïnvloeden. Op Europees niveau bestaat er een toenemende samenwerking tussen standsorganisaties, verenigd in „Copa" en de landbouwcoöperaties, verenigd in „Coge- ca". Waar enigszins mogelijk wordt een gemeenschappe lijk standpunt bepaald ten aanzien van de diverse vraagstukken die door de Europese Commissie worden gepresenteerd. In dit verband kunnen worden genoemd het gemeenschappelijk markt- en prijsbeleid en de ge meenschappelijke structuurpolitiek. Voorts zijn er proble men als de voorstellen tot een verordening op zogenaam de producentengroeperingen - in maart 1971 heeft de N.C.R. zijn visie hierop nog eens publiekelijk gegeven - en het E.E.G.-beleid op het punt van de produktie op - langlopende - contracten. Door de Cogeca is bij de Europese Commissie de invoering bepleit van een zogenaamde Europese coöpera tie, waardoor het mogelijk is dat coöperaties uit diverse lid-staten in één supra-nationale coöperatie samenwerken. Over het hiertoe door Cogeca ingediende voor-ontwerp hebben met de Europese Commissie, in eerste instantie niet zo positieve, maar naderhand hoopgevende, gesprek ken plaatsgevonden. Contact bestaat er ook tussen de N.C.R. en de instituten en diensten voor landbouwcoöperatie. Regelmatig vindt overleg plaats over voorlichting en kadervorming. Er wordt te zamen met vertegenwoordigers van andere leden-organisaties gestreefd naar meer uniformiteit op dit gebied. Bestudeerd wordt de mogelijkheid tot het samen stellen van een gezamenlijke cursus voor bestuurders, leden van de raad van toezicht en ook ledenraadsleden van grote coöperaties. Daarnaast wordt bezien in hoever re de voorlichting die de N.C.R. door middel van het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 33