29
dienstverband als door arbeid in het bedrijf
van de echtgenoot. Tevens geldt deze rege
ling voor de winst, welke een vrouw geniet
uit een door haar feitelijk gedreven onder
neming. De andere inkomsten van de vrouw
worden, voor wat betreft de heffing van
de inkomstenbelasting, geacht inkomsten
te zijn van de man.
Voor wat betreft de berekening van het
inkomen van de vrouw, die meewerkt in
het bedrijf van haar echtgenoot, is thans
ook een nieuwe regeling getroffen.
Deze regeling is als volgt: aan de vrouw
wordt toegerekend V3 deel van de winst
doch minimaal ƒ3.000,- en maximaal
15.000,- indien de vrouw geheel of na
genoeg geheel (doch ten minste 2.000 uren)
in het bedrijf van haar man werkt; 1/5
van de winst met een minimum van
3.000,- en een maximum van 9.000,-
indien zij grotendeels ten minste 1.000
uren in het bedrijf van haar man werkt;
een bedrag van 3.000,- indien in belang
rijke mate in het bedrijf van de man wordt
gewerkt.
Zoals reeds eerder betoogd, zal in de
toekomst gewerkt worden met één belas
tingtabel en zullen de draagkracht-vermin
derende factoren verdisconteerd worden
door een aftrekpost op het inkomen.
Hierbij valt op te merken, dat anders dan
tot nu toe de ontvangen kinderbijslag
geen onderdeel meer uitmaakt van het
inkomen.
De aftrekposten, welke op het inkomen
kunnen worden toegepast, zijn als volgt:
voor de werkende gehuwde vrouw 1.328,-
voor de ongehuwden tot 35 jaar 3.852,-
voor de oudere ongehuwden 5.180,-
schijven gewerkt binnen welke schijf een
vast percentage van het inkomen aan
belasting moet worden voldaan.
De over het belastbare
belasting bedraagt:
van de eerste
van de volgende
van de volgende
van de volgende
van de volgende
van de volgende
van de volgende
van elke volgende
gulden
inkomen te betalen
- 10.624,-
- 6.640,-
- 7.968,-
- 11.952,-
- 14.608,-
- 17.264,-
- ƒ21.248,-
25%
31
39%
49%
58%
63%
69%
71
Het zal duidelijk zijn, dat door deze
vereenvoudiging in de tariefstructuur een
beter inzicht wordt verkregen in de mate,
waarin men inkomstenbelasting moet vol
doen. Uiteraard is het zo, dat hierdoor wel
een zekere verschuiving van de belasting
druk is opgetreden, welke verschuiving in
het algemeen een verzwaring van de be
lastingdruk tot gevolg heeft.
Het geheel overziende kan men zeggen,
dat met deze structuurwijziging een be
langrijke stap voorwaarts is gezet op de
weg naar vereenvoudiging. De vraag zou
kunnen worden gesteld, of men deze gele
genheid ook niet had kunnen benutten om
de aftrek wegens A.O.W.- en A.W.W.-
premie te laten vervallen, waartegenover
dan de uitkering buiten de belastinghef
fing zou kunnen worden gelaten. Uiter
aard speelt dit laatste alleen maar een rol,
wanneer men naast de uitkering A.O.W.
en A.W.W. nog andere inkomsten heeft,
zulks omdat door de gekozen aftrekposten
geen belastingheffing zal plaatsvinden
onrechtvaardigheden komt, is een pro
bleem dat nog terdege moet worden bestu
deerd. Het tijdsverschil, dat ligt tussen het
tijdstip van premie-aftrek en het tijdstip van
ontvangst van de uitkering zou een beletsel
kunnen vormen om op dit punt tot een
andere regeling te komen.
Uiteraard dient men bij de bestudering
van dit probleem dan ook in het oog te
houden, dat zich dezelfde problemen voor
doen met betrekking tot de premies pen
sioenvoorzieningen en de pensioenuitkerin
gen en dat men derhalve niet een regeling
kan treffen voor A.O.W. en A.W.W. zonder
soortgelijke regelingen te maken voor de
overige pensioen- en weduwevoorzie
ningen.
voor de gehuwden:
in dienstverband:
zelfstandigen:
zonder kinderen
1 kind
2 kinderen
3 of 4 kinderen
5 of 6 kinderen
7 of meer kinderen
6.640,-
ƒ7.172-
7.704,-
8.236,-
8.659,-
9.084,-
6.640,-
7.862,-
9.190,-
9.721
10.146,
10.571
Daarnaast bestaat een bejaardenaftrek
met ingang van 65 jaar:
voor gehuwde bejaarden 1.860,-
voor ongehuwde bejaarden ƒ1.116,—
en voor degenen die als invaliden
worden aangemerkt een arbeids
ongeschiktheidsaftrek van 1.196,-
Het verschil tussen de aftrek bij gehuw
den met kinderen, tussen personen in
loondienst en zelfstandigen wordt veroor
zaakt, doordat personen in loondienst ook
voor de eerste twee kinderen een kinder
bijslag krijgen, hetgeen in het algemeen
niet het geval is bij zelfstandigen.
Naast de vereenvoudiging, welke in het
voorafgaande is uiteengezet, is ook een ver
eenvoudiging doorgevoerd met betrekking
tot de tariefopbouw. Was het tot nu toe zo,
dat bij betrekkelijk kleine verschillen van
inkomens de belasting in een percentage
van dit inkomen steeds steeg, thans is met
voor degenen, die uitsluitend A.O.W. dan
wel A.W.W. (bij kinderloze weduwen) ge
nieten. De staatssecretaris heeft dit pro
bleem aan de orde gesteld, doch de beslis
sing hierover is verschoven tot het moment
waarop men gaat spreken over structurele
veranderingen in de A.O.W. en A.W.W.
Terzake zou men kunnen stellen, dat deze
problematiek toch wel volkomen anders
ligt dan de problematiek bij de kinder
bijslag en kinderaftrek. De kinderbijslag en
de kinderaftrek vallen namelijk samen op
één en hetzelfde moment. Tussen de af
trek van de premie van genoemde verze
keringen en het verkrijgen van de uitke
ring krachtens genoemde verzekeringen
kan een tijdsspanne liggen van maximaal
39 jaar. Of men door toepassing van
dezelfde systematiek als men toepast voor
de kinderbijslag en kinderaftrek ter zake
van de A.O.W. en A.W.W. niet tot té grote