28
nieuwe structuur loon- en
inkomstenbelasting
(schijventarief)
inkomstenbelasting
genaftrek, werkt dit op de verschillende
categoriën van zelfstandigen volkomen
verschillend uit. De zelfstandigen, die wei
nig investeren, gaan erop vooruit, terwijl
de zelfstandigen die veel en regelmatig
investeren een zware achteruitgang moe
ten boeken.
Het wetsontwerp, dat in de maand okto
ber behandeld is, is het wetsontwerp om
trent de structuur van de inkomstenbelas
ting, dat automatisch zijn gevolgen zal heb
ben voor de structuur van de loonbelasting.
Reeds een tiental jaren geleden is onder
belastingdeskundigen over deze materie
gesproken en ook in ander verband zijn in
de loop van de jaren allerlei gedachten ge
lanceerd omtrent vereenvoudiging in de
structuur van de inkomstenbelasting. Het
lijkt niet nodig hier een opsomming te ge
ven van de werkzaamheden van de verschil
lende vereenvoudigingscommissies, want
de feitelijke resultaten zijn altijd geweest,
dat de vereenvoudiging zodanig ingewik
keld werd, dat per saldo eerder gesproken
kon worden van een moeilijker maken van
de hele materie dan van een vereenvoudi
ging.
Deze conclusie mag op het eerste gezicht
niet erg logisch lijken, doch bedacht dient
te worden, dat Nederland een inkomsten
belasting (en dus ook een loonbelasting)
kent met uitzonderlijk hoge tariefstellingen.
Bij dergelijke hoge tariefstellingen moet
men, als er sprake is van een belasting wel
ke in principe naar draagkracht moet wor
den geheven, met de uiterste behoedzaam
heid te werk gaan, wil men niet komen tot
een onrechtvaardigheid ten opzichte van
bepaalde groepen van belastingplichtigen.
Wanneer men in een dergelijke belasting
structuur vereenvoudigingen gaat aan
brengen, dan betekent dat altijd, dat men
verfijningen achterwege laat, hetgeen dus
een min of meer onrechtvaardige behan
deling van bepaalde groepen tot gevolg
heeft. Het afwegen van de mate, waarin
een dergelijke vereenvoudiging geaccep
teerd kan worden terwille van de eenvoud
van het geheel, is een uiterst moeilijke
aangelegenheid.
Vandaar dat ook in het verleden pogingen
om tot vereenvoudiging te komen in veel
gevallen weinig succes gehad hebben.
Toch mag niet worden verzuimd op enkele
belangrijke resultaten uit het verleden te
wijzen.
Vooreerst op het kostenforfait, hetwelk
wordt gehanteerd bij kosten uit arbeid.
Dit kostenforfait voorkomt, dat bij iedere
aangifte een volledige specificatie van de
verwervingskosten bij arbeidsinkomen
moet worden gegeven. Deze specificatie
behoeft men alleen dan te overleggen, in
dien men hogere aftrek wenst dan het be
drag van het forfait.
Een tweede vereenvoudiging uit het verle
den is de forfaitaire benadering van het
inkomstenbestanddeel bij een eigen wo
ning, welke door de eigenaar zelve wordt
bewoond. In afwijking van de regeling bij
het kostenforfait, waar men bij meerdere
kosten de werkelijk gemaakte kosten kan
aftrekken, is een dergelijke voorziening
bij de forfaitaire regeling voor het inko
men uit eigen woning, welke men zelve
bewoont, niet getroffen. Blijkbaar is men
toch tot de overtuiging gekomen, dat ver
fijningen niet altijd behoeven te worden
aangebracht. In het algemeen lijkt deze
grote voorzichtigheid om geen onrechtvaar
digheden te begaan in veel gevallen wel
wat overtrokken. De verfijningen in de in
komstenbelasting leiden onherroepelijk tot
aanzienlijk grotere werkzaamheden bij het
opleggen van de aanslagen en derhalve tot
belangrijke perceptiekosten voor de inning
van de belastingen. Indien vereenvoudiging
kan leiden tot evenredige en waarschijnlijk
meer dan-evenredige verlaging van de per
ceptiekosten, kan het zijn, dat daardoor de
gesignaleerde onrechtvaardigheden voor
een belangrijk deel teniet worden gedaan.
Terugkerend tot het eigenlijke onderwerp,
zou men kunnen zeggen, dat bij de inkom
stenbelasting gebruik gemaakt wordt van
een enigszins tweeslachtig systeem. Ener
zijds wilden wij de draagkracht in de in
komstenbelasting realiseren door sommige
draagkracht-verminderende posten te ver
werken als een aftrekbedrag van het ge
noten inkomen, terwijl daarnaast andere
draagkracht-verminderende posten ver
werkt werden door het gebruikmaken van
een ander tarief bij een gelijk inkomen.
Als voorbeelden voor deze gang van zaken
kunnen gelden de draagkracht-verminde
ring wegens persoonlijke verplichtingen
(lijfrente, lijfrentepremie, sociale verzeke
ringspremies en interesten) en wegens
buitengewone lasten (ziektekosten, onder
houdskosten, studiekosten), welke in het
inkomen werden verwerkt middels een af
trekpost op het inkomen; een aftrekpost,
welke bij de aangifte van het inkomen
steeds moest worden aangegeven.
De draagkracht-vermindering ten gevolge
van invaliditeit danwel ouderdom werd
ook verwerkt via een aftrekpost op het
inkomen, doch dit behoefde niet op het
inkomen in mindering te worden gebracht,
maar werd rechtstreeks bij de aanslagre
geling verwerkt. De draagkracht-vermin
dering vanwege het gehuwd-zijn, danwel
vanwege de ten laste van de belasting
plichtige komende kinderen werd niet
verwerkt via een aftrekbedrag, maar werd
tot stand gebracht, doordat men een reeks
belastingtabellen had en men al naar
gelang de groep, waarin de belastingplich
tige werd ondergebracht, een andere
groepsbelastingtabel moest toepassen.
Daarnaast bestond nog de situatie, dat met
betrekking tot kinderen, waarvoor men
kinderbijslag genoot en gelijktijdige kin
deraftrek genoot, de kinderbijslag als een
optelpost bij het inkomen werd geteld,
terwijl dan de aftrek werd geëffectueerd
door een tariefgroep in de belastingtabel.
Het mag als een bijzonder grote verdien
ste van de bewindslieden van Financiën
worden aangemerkt, dat zij het hebben
aangedurfd deze nogal gevarieerde behan
deling te gaan stroomlijnen, welke
stroomlijning men tevens te baat heeft
genomen om enkele onrechtvaardigheden,
welke in het bestaande systeem zaten,
door het niet direct aanpassen aan gewij
zigde maatschappelijke omstandigheden
recht te trekken.
Er is thans gekozen voor een systematiek,
waarbij de gehele draagkrachtverminde
ring tot uitdrukking wordt gebracht door
aftrekposten op het inkomen. Deze syste
matiek leidt ertoe, dat men kan gaan
werken met één inkomstenbelastingtabel
in plaats van de vier tabellen, welke tot
nu toe in gebruik zijn en waarbij de
vierde tabel nog moest worden onderver
deeld in een tiental ondertabellen, al naar
gelang het aantal kinderen, waarvoor men
kinderaftrek genoot.
Het zal duidelijk zijn, dat dit een aanzien
lijke vereenvoudiging betekent voor de
aanslagregeling, terwijl daardoor ook een
veel dieper inzicht ontstaat in de mate,
waarin men de draagkrachtvermindering
ten gevolge van de verschillende draag-
krachtverminderende factoren incalcu
leert.
Bij gelegenheid van deze structuurveran
dering van de inkomstenbelasting, heeft
men ook een verandering aangebracht in
de werkwijze ten opzichte van de buitens
huis werkende gehuwde vrouw. Tot nu
toe bestond in Nederland voor de inkom
stenbelasting steeds het systeem, dat de
inkomsten van man en vrouw, die in
gezinsverband samenleefden, samenge
voegd werden, waarna op het totaalinko
men de tarieftabel werd toegepast, zulks
nadat een bepaalde vrijstelling van het
inkomen van de gehuwde vrouw was
afgetrokken. In andere landen van Europa
heeft men een systematiek, waarbij men
de gehuwde man en vrouw als aparte
belastingplichtigen aanmerkt en ieder
naar het eigen inkomen een aanslag op
legt.
Uiteraard behoeft dit, in andere landen
gevolgde, systeem niet te leiden tot een
vermindering van de totale belastingdruk,
omdat men door de tariefopbouw toch ook
in dat systeem dezelfde belastingopbreng
sten kan verkrijgen. In Nederland was de
tariefopbouw evenwel zodanig, dat dit tarief
in veel gevallen een beletsel vormde voor
de bereidheid van de gehuwde vrouw aan
het arbeidsproces deel te nemen. Teneinde
dit beletsel enigszins te ondervangen, is in
deze structuurwijziging van de inkomsten
belasting gekozen voor een aparte aanslag
regeling voor die gehuwde vrouwen, die
een eigen arbeidsinkomen genieten, zowel
wanneer zij dit genieten door arbeid in