27
belasting hebben betaald - geheel vrij
over hun inkomen kunnen beschikken: zij
kunnen dit inkomen geheel besteden dan
wel een deel opzij leggen voor besparin
gen, al naar gelang hun persoonlijke ge
aardheid en wensen. Dit is voor de zelf
standigen in vele gevallen niet mogelijk.
De zelfstandigen hebben namelijk de ver
plichting, willen zij hun inkomen behou
den, om het door hen uit te oefenen
beroep c.q. de door hen uit te oefenen
onderneming in stand te houden. Deze
instandhouding betekent effectief, dat re
gelmatig investeringen moeten worden ge
daan, welke investeringen deels uit bespa
ringen zullen moeten worden gefinancierd.
Een en ander houdt derhalve in, dat op
het inkomen, dat de zelfstandigen over
houden, na de belastingbetaling, een meer
of minder groot deel aan besparingsver
plichting rust en wel een besparingsver
plichting in de eigen onderneming c.q.
beroep.
Het zou juist zijn geweest, indien met het
bestaan van een dergelijke besparingsver
plichting op de een of andere wijze bij de
berekening van het belastbaar inkomen,
rekening zou kunnen worden gehouden.
Nu dit niet het geval is, heeft de commissie-
Van Soest gemeend, dat voor dit pro
bleem een gedeeltelijke oplossing te kun
nen vinden en wel door haar voorstel met
betrekking tot het creëren van een pen
sioenvoorziening zodanig in te kleden, dat
bij zelfstandigen niet alleen aftrekbaar
zijn, premies welke betaald worden voor
afgesloten pensioenverzekeringen, doch
ook jaarlijkse reserveringen binnen het
kader van een voorziening voor de oude
dag, zonder dat daaraan de voorwaarde
werd verbonden, dat een verzekering
moest worden gesloten.
In de voorstellen van de commissie-Van
Soest is men ervan uitgegaan, dat een
basis oudedagsvoorziening, ook voor ie
dere zelfstandige, aanwezig is in de vorm
van A.O.W.
Dit betekent, dat van een winst, voor
zover de A.O.W. geacht kan worden een
normaal pensioenbedrag te representeren,
geen reserveringen mogen worden ge
daan.
De commissie-Van Soest heeft dit winst-
deel gesteld op 10/7 van de ongehuwden-
uitkering A.O.W. Voor zover de winst
hoger is als dit bedrag, stelt de commissie
voor een reserveringsmogelijkheid te ope
nen en wel 20 van de eerste 50.000,-,
15% van de volgende 50.000,- en 10%
van de daarna volgende 50.000,-. Het
blijkt dus, dat de commissie een zekere
degressie brengt in de mogelijkheden van
reservering, welke degressie in wezen in
houdt, dat de commissie ervan uitgaat, dat
naargelang het inkomen hoger is, het
ouderdomspensioen een geringer percen
tage van het inkomen mag uitmaken.
Of dit de opvatting van de commissie is,
wordt niet duidelijk; veeleer is dit voor
stel ook een gevolg van een zekere mati
ging, welke de commissie heeft moeten
betrachten bij haar voorstellen. In dit
laatste kader kan deze degressie reserve
ring mogelijk worden geplaatst.
Veel meer problemen geeft het ontbreken
van een regeling ter zake van de backser
vice. De reserveringsmogelijkheid is na
melijk op generlei wijze gekoppeld aan de
leeftijd van de ondernemer. Een en ander
betekent, dat een groot verschil zal ont
staan al naar gelang men op jongere dan
wel op iets oudere leeftijd als zelfstandige
zijn werkzaamheden begint. Dit levert nog
niet zo'n probleem op bij overschakeling
van werknemer naar zelfstandige, doch wel
in die gevallen, waarin het gebruikelijk is,
in verband met opleidingseisen, dat men
eerst op een veel latere leeftijd als zelf
standige kan starten.
Voorts treedt nog een ander probleem op,
namelijk door de geldontwaarding - wel
ke wij intussen als een structureel ver
schil hebben moeten aanvaarden - zal
elk jaar een back-service verplichting
gaan ontstaan, indien men althans, het
geen hoe langer hoe meer gebruikelijk
wordt, het pensioen wil relateren aan het
eindloon, derhalve in dit geval aan de
winsten in de laatste jaren van de bedrijfs
uitoefening. Een en ander zou derhalve
inhouden, dat een geleidelijke stijging van
de reserveringsmogelijkheid ingebouwd
had moeten worden. Nu dit niet het geval
is, zal ermede rekening moeten worden
gehouden, dat bij geldontwaarding de re
latie tussen eindbeloning en pensioen ver
laagd zal worden.
In het rapport van de commissie-Van
Soest was voorts in de mogelijkheid voor
zien om bij het bereiken van de 65-jarige
leeftijd in plaats van het sluiten van een
pensioenverzekering over te gaan tot een
regeling met de fiscus tot afbouw in een
reeks van jaren van de gevormde pen
sioenreserves. Tevergeefs zoekt men naar
een afdoende motivering voor dit voorstel
van de commissie, aangezien daardoor de
commissie verder ging dan het opheffen
van een ongunstige situatie in verhouding
tot de loontrekkenden en derhalve een
fiscaal gunstiger situatie creëerde voor
zelfstandigen ten opzichte van de loontrek
kenden.
De staatssecretaris van Financiën heeft
naar aanleiding van dit rapport het wets
ontwerp Oudedagsreserve voor Zelfstan
digen ingediend. Dit wetsontwerp wijkt op
twee belangrijke punten af van de advise
ringen van de commissie.
Het eerste belangrijke punt is, dat de in
het wetsontwerp voorziene mogelijkheden
tot reservering aanzienlijk geringer zijn
dan de mogelijkheden, welke de commis
sie voer ogen had. In het wetsontwerp is
voorzien in een reserveringsmogelijkheid
van 15% van de eerste 25.000,- 10%
van de volgende 25.000,- en Tli van
de daarop volgende 30.000,-. De voren
bedoelde winsten zijn de winsten, voor zo
ver deze 10/7 van de A.O.W.-uitkering
overschrijden.
Als tweede belangrijke afwijking kan
worden genoemd het niet opnemen van de
mogelijkheid om bij 65 jaar, via een
fictieve lijfrente, tot afwikkeling van de
gevormde reserve te komen.
Voor wat betreft de eerste belangrijke
afwijking, moge gewezen worden op de
bijzonder precaire financiële omstandighe
den van Rijk's Schatkist. De tweede afwij
king is in wezen een rechttrekken van een
(zoals hiervoor reeds betoogd) discutabele
gedachtengang in de voorstellen van de
commissie-Van Soest.
Bij de parlementaire behandeling is een
belangrijke verandering aangebracht in
het wetsontwerp, welke voornamelijk is
ingegeven door de wens om tot vereen
voudiging van de wettelijke regeling te
komen. Deze vereenvoudiging bestond
hierin dat in plaats van verscheidene
reserveringspercentages thans met één re
serveringspercentage wordt gewerkt en
wel met 10 van de winst, waarbij de
reservering minimaal 500,- en maximaal
7.500,- per jaar kan belopen. Naast de
vereenvoudiging door middel van het wer
ken met één percentage is derhalve ook
afgezien van het in mindering brengen op
de winst van 10/7 van de A.O.W.-uitkering
alvorens tot reservering mag worden
overgegaan.
De voornaamste mogelijkheden om de re
servering te beëindigen zijn:
a. het opheffen tegen belastingbetaling bij
het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
Over de reserve moet dan naar het bijzon
dere tarief belasting worden betaald.
b. geleidelijke opheffing in de loop van de
periode, namelijk met de bedragen, waar
voor in de loop van de periode pensioen
rechten worden aangekocht;
c. verplichte toevoeging aan de winst, in
dien het bedrijfsvermogen daalt beneden
het bedrag van de reservering.
Voor het jaar 1973, zijnde het eerste jaar,
waarvoor deze nieuwe regeling gaat gel
den, is in verband met de toestand van
Rijk's Schatkist, slechts een gedeeltelijke
invoering tot stand gekomen, een invoe
ring namelijk, waarbij de hiervoor ge
noemde reserveringsmogelijkheden tot de
helft zijn teruggebracht.
Het geheel overziende mag men stellen
dat het onderhavige wetsontwerp een be
langrijke aangelegenheid regelt en een
rechtvaardige verdeling van de druk van
de inkomstenbelasting bewerkstelligt.
Wel moet worden vastgesteld, dat de bud
gettaire mogelijkheden van Rijk's Schat
kist een zeer sterke besnoeiing hebben
aangebracht, waardoor effectief voor een
groot deel teruggekomen wordt op het
reeds thans bereiken van de meer recht
vaardige uitwerking. Dit geldt temeer,
wanneer wordt bedacht, dat met het in
werking treden van de Wet Fiscale Oude
dagsreserve voor Zelfstandigen, de Wet
Zelfstandigenaftrek komt te vervallen. Dit is
in overeenstemming met het advies van de
commissie-Van Soest, omdat de Wet Zelf
standigenaftrek werd gezien als een voor
lopige tegemoetkoming, voorafgaand aan
de Oudedagsreserve.
Hoewel volgens het totale budget uitein
delijk de belastingbesparing ten gevolge
van de Oudedagsreserve groter is dan de
belastingbesparing volgens de Zelfstandi-