18 rente overspaarloonbedragen combinatie van spaarloon met de jeugdspaarwet combinatie van spaarloon met de algemene premiespaarwet (a.p.s.) een spaarloonregeling naast een premie- of winstdelingsspaarregeling besparing van spaarloonbedragen de rol van de (spaar)banken de verwachtingen voor 1973 spaarloon schiktheid - niet over de geblokkeerde spaarloonbedragen mogen beschikken, omdat het dienstverband met de onderne ming niet is beëindigd. Bij het invoeren van elke spaarloonrege ling dient o.m. een besluit te worden genomen over het al dan niet mee-blokke- ren van de rentebedragen. De genomen beslissing dient uit het regle ment van de spaarloonregeling te blijken. De rente over spaarloonbedragen is niet vrijgesteld van belasting. Weliswaar heb ben de minister van Financiën hierover - ook vanuit de Tweede Kamer - vragen bereikt, doch vooralsnog voor de betrok ken werknemers zonder resultaat. Ten deze dient te worden gewacht op de behandeling van een reeds ingediend, doch ter behandeling aangehouden wets ontwerp, waarbij wordt voorgesteld, rente inkomsten tot een maximum van 200,- per jaar vrij te stellen van inkomstenbelas ting. In afwachting van de behandeling van bedoeld wetsontwerp heeft de minis ter van Financiën geen uitzondering voor rente over spaarloon willen maken. Zou bedoeld wetsontwerp te zijner tijd worden aangenomen, dan zal onder het begrip „rente" uiteraard ook de rente over het spaarloon zijn begrepen. De spaarloonbedragen mogen niet worden aangemerkt als spaarbedragen in de zin van de Jeugdspaarwet. Uiteraard kan een deelnemer aan een spaarloonregeling wel te zelfder tijd aan de Jeugdspaarwet deel nemen, echter niet met dezelfde spaarbe dragen. In de praktijk komt het er dus op neer, dat het niet is toegestaan, spaarloon bedragen op een jeugdspaarwetrekening bij te schrijven. Voor spaarloonbedragen dient een afzonderlijke „spaarloonreke ning" te worden geopend, waarop geen andere spaarbedragen mogen worden bij geschreven. De werknemer komt niet in aanmerking voor A.P.S.-spaarpremie over spaarloon bedragen. Dit in tegenstelling met de gang van zaken bij belastingvrije premie- en winstdelingsspaarregelingen, waarbij de combinatie met de A.P.S. wel geldt. Overigens mag een deelnemer aan een spaarloonregeling in beginsel wel te zelf der tijd aan de Algemene Premiespaarwet deelnemen, zij het met afzonderlijke be sparingen. De vraag, of de A.P.S.-premie al dan niet in combinatie met welke andere spaarregeling dan ook kan worden genoten, geldt nog slechts voor het kalen derjaar 1973. De Algemene Premiespaar wet zal nl. per 1 januari 1974 worden ingetrokken. Indien men dat wenst, mag naast een (bestaande) premie- en/of winstdelings spaarregeling een spaarloonregeling wor den ingevoerd. De faciliteiten voor pre mie- en winstdelingsspaarregelingen blij ven dus onverminderd van kracht, d.w.z. vrijstelling van fiscale en sociale lasten tot een bedrag van 500,- per deelnemer per jaar. Daarnaast mag een spaarloonre geling worden ingevoerd, waarvoor dan de eerdergenoemde faciliteiten gelden. In artikel 3, lid 4 van het nieuwe hoofd stuk III „Spaarloonregelingen" van het Besluit spaarregelingen en spaarloonrege- lingen-1972 is bepaald, dat de werknemer het spaarloon niet mag bezwaren. Een voortijdige beschikking (binnen de 7- jarige blokkeringstermijn) over het spaar loon door de betrokken werknemer, bij voorbeeld in de vorm van een lening met het tegoed van de spaarloonrekening als onderpand, is dus niet toegestaan. Na kennisneming van het vorenstaande zal het duidelijk zijn, dat door deze wet een belangrijke bron van nieuwe bespa ringen zal kunnen worden aangeboord. Afhankelijk van de beslissingen in het overleg tussen werkgevers(-organisaties) en werknemers(-organisaties) zullen in de komende jaren honderdduizenden werk nemers een spaarloonrekening gaan aan houden. Daarbij kan het - zoals in de aanhef al opgemerkt - om besparingen gaan van ca. f 1 miljard gulden per jaar. Deze stroom van nieuwe besparingen, die op grond van de wetsbepalingen gedurende lange tijd bij de beherende instelling zul len moeten uitstaan, zal ongetwijfeld de interesse voor spaarloon bij alle belang hebbende instellingen oproepen. Echter, zelfs bij een optimale belangstelling van alle instellingen moet nog worden afge wacht, welke rol in dit spel kan worden gespeeld. De regie en de rolverdeling lig gen nl. in eerste instantie in de handen van hen, die tot invoering van een spaar loonregeling besluiten: werkgevers(-organisaties) en werknemers (-organisaties). Het door deze partijen genomen besluit is bindend. Het beheer van de spaarloonbedragen zal straks dus bij elke in te voeren spaarloon regeling aan de orde moeten komen. Er zijn in dit verband twee mogelijkheden: a. de uitvoering en het beheer worden op gedragen aan een spaarloonfonds binnen de onderneming, resp. de bedrijfstak; b. de uitvoering en het beheer worden toevertrouwd aan de door de individuele werknemers aan te wijzen (spaar)banken. Hieruit blijkt, dat de werknemers alleen dan een vrije keuze hebben, indien tussen werkgevers(-organisaties) en werknemers (-organisaties) niet wordt besloten tot beheer van de spaarloonbedragen door een bedrijfs(tak)-fonds. Is dit laatste nl. wel het geval, dan zullen de betrokken werknemers geen vrije keuze hebben. Het valt te betreuren, dat een tijdens de behandeling in de Tweede Kamer inge diend amendement over de volledig vrije keuze van iedere individuele werknemer ter zake van het beheer van zijn spaarloon slechts door een (te) klein deel van de afgevaardigden werd ondersteund. Dit klemt temeer, omdat het hier regelingen betreft, waaraan - zoals eerder gesteld - door alle betrokken werknemers moet worden deelgenomen. Afgewacht moet worden, of en in welke mate het spaarloon in 1973 bij de onder handelingen tussen werkgevers(-organisa- ties) en werknemers(-organisaties) gestalte zal krijgen. De verwachtingen hieromtrent zijn bij velen vooralsnog niet hoog gespannen, althans niet voor 1973. De economische „ruimte", die een mogelijkheid voor invoe ring van spaarloon zou moeten inhouden, is daarvoor naar veler mening in 1973 on toereikend. Zekerheid over de mate van invoering van spaarloonregelingen in 1973 is er echter allerminst. Dat zal de tijd ons leren.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 20