17
het storten door werkgevers
van spaarloonbedragen
blokkeringsperiode
wanneer kan de werknemer
over zijn spaarloon
beschikken
fiscale en sociale lasten over het spaar
loon! Spaarloon is derhalve voor de werk
nemer een belastingvrije spaarvorm!
De werkgever daarentegen dient over elk
spaarloonbedrag een belasting (de zgn.
,,lump-sum"-heffing) van 15% te beta
len.
Sociale lasten over het spaarloon behoe
ven door de werkgever niet te worden
betaald.
De werkgever is de genoemde 15%-belas-
ting verschuldigd op het tijdstip, waarop
hij - indien de belasting niet van hem
zou worden geheven - verplicht zou zijn
belasting in te houden.
De werkgever dient de spaarloonbedragen
periodiek te storten op individuele, ten
name van de werknemers staande spaar
loonrekeningen bij de instelling(en), die
daartoe bij de invoering van de desbetref
fende spaarloonregeling is (zijn) aangewe
zen en als zodanig in het reglement is
(zijn) genoemd.
Uiteraard komen wij hier op een voor
onze organisatie zeer belangrijk punt, dat
hierna afzonderlijk wordt „toegelicht".
(Zie onder „De rol van de (spaar)banken").
De wet stelt een blokkeringstermijn van 7
kalenderjaren. Deze termijn kan op twee
verschillende manieren worden toegepast,
namelijk:
- alle binnen een periode van zeven
kalenderjaren gestorte spaarloonbedragen
komen na afloop van die periode tegelijk
ter vrije beschikking van de werknemer!
(Dit is het zgn. ,,bloksysteem"dat bijvoor
beeld ook in het kader van de Jeugdspaar-
wet wordt gehanteerd);
ofwel
- jaarlijks komt alleen dat bedrag ter
vrije beschikking, dat zeven kalenderjaren
tevoren op de spaarloonrekening van de
werknemer werd bijgeschreven.
(Hier is dus sprake van het zgn. opschuil-
systeem", dat bij zeer vele premiespaarre
gelingen en bij alle winstdelingsspaarre-
gelingen wordt toegepast).
De vraag, welk van de beide genoemde
systemen zal gelden, wordt ter beantwoor
ding overgelaten aan de partijen, die be
slissen over de invoering van de desbetref
fende spaarloonregeling.
De gekozen methodiek dient in het regle
ment van de spaarloonregeling te worden
vastgelegd. Voor de banken betekent dit
dus, dat men bij de uitvoering van spaar
loonregelingen met twee systemen kan
worden geconfronteerd, nl. regelingen, op
gezet volgens het ,,blok"-systeem en rege
lingen volgens het „opschuif'-systeem.
In verband met het vorenstaande is nog
op te merken, dat de gemiddelde looptijd
van de spaarloonbedragen samenhangt
met het gekozen systeem. Bij een „blok"-
systeem staan de bedragen gemiddeld 3V2
jaar op de spaarloonrekening, bij een
„opschuif'-systeem is dat zeven jaren!
De mogelijkheden tot opneming van
spaarloonbedragen vóór afloop van de
blokkeringsperiode van zeven kalenderja
ren zijn beperkt. Ook in dit opzicht een
afwijking van de gebruikelijke gang van
zaken bij premiespaarregelingen en winst-
delingsspaarregelingen, waarbij als regel
een aantal „erkende bestedingen" wordt
toegestaan.
Wij noemen in dit verband de verwerving
van onroerende goederen, hypotheekaflos
sing, verbetering van de eigen woning,
premies voor levensverzekeringen, kosten
i.v.m. het huwelijk en (soms zelfs) studie
kosten.
Na langdurige beraadslagingen, ook bin
nen de Tweede Kamer, heeft men uitein
delijk ter zake van spaarloon gekozen voor
de navolgende déblokkeringsmogelijk-
heden:
- na afloop van de blokkeringstermijn
van zeven kalenderjaren (bij toepassing
van het zgn. opschuil"-systeem betreft dit
- zoals hierboven toegelicht - slechts
een deel van het spaartegoed);
- bij aankoop van een eigen woning, als
hoofdverblijf;
- indien het dienstverband met de onder
neming is beëindigd en:
a) de werknemer is overleden;
b) de werknemer gaat emigreren;
c) de werknemer voor meer dan 45
arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet
op de loonbelasting 1964
d) de werknemer de leeftijd van 60 jaar
heeft bereikt;
e) de werkgever zijn onderneming heeft
gestaakt en hij tevens degene is, die het
spaarloon beheert.
Ter toelichting op het vorenstaande wordt
de aandacht er nog op gevestigd, dat in
geval van beëindiging van het dienstver
band tevens (alhoewel niet te zelfder tijd)
een van de onder a t/m d genoemde
omstandigheden moet zijn ingetreden om
het op spaarloonrekening aanwezige saldo
ter vrije beschikking te krijgen vóór de
voltooiing van de blokkeringstermijn.
Voorbeeld I.
Werknemer A beëindigt op 58-jarige leef
tijd zijn dienstverband met de onderne
ming. A is echter nog geen 60 jaar en zal
dus zijn geblokkeerd spaarloon eerst 2
jaren nadien (als hij 60 jaar is) mogen
opnemen.
Voobeeld II.
Werknemer B is voor meer dan 45%
arbeidsongeschikt. Hij blijft echter in
dienst van de onderneming. B zal -
althans op grond van zijn arbeidsonge-