landbouwproblemen vóór de verkiezingen protest van tuinders 12 drs. m. I. de heer Wanneer u dit onder ogen krijgt is de uitslag van de verkiezingen reeds bekend. Het is nauwelijks aan te nemen, dat daaruit voor de landbouw revolutionaire veranderingen zullen voortvloeien. De behandeling van de Rijksbegroting, voor zover minister Lardinois daarvoor verantwoordlijk is, gaf geen fundamentele conflictstof te zien. Minister Lardinois zelf kon zich koesteren in het zonnetje van veel lof voor de wijze, waarop hij zijn ambt vervult. Het haastje-repje-debat van 24 en 25 oktober jl. was overigens uit een oogpunt van parlementaire democratie geen succes. Alle sprekers moesten om wille van de tijd met hun opmerkingen aan de oppervlakte blijven. Eén van de commentatoren verzuchtte, dat degenen die willen weten wat er in de landbouwpolitiek aan de hand is, beter de persberichten over de gesprekken tussen de minister en het Landbouwschap kunnen lezen in plaats van op de publieke tribune van de Tweede Kamer te gaan zitten luisteren. Op 9 oktober werd er in de veilinghal van Delft buiten parlementaire politiek gemaakt, welke in dit geval de tuinbouw betrof. Voor een bijeenkomst van 3.000 tuinders zetten de voormannen van land- en tuinbouw de moeilijk heden met de import uit Roemenië en Bulgarije van tomaten en komkommers uiteen. In de vroeger voor Nederlandse tuinders zo aantrekkelijke beginperiode van het seizoen, zijn deze staatshandelslanden geduchte con currenten op de Westduitse markt geworden. Omdat het in deze gecentraliseerde economieën belangrijker wordt geacht door exporten buitenlandse betaalmiddelen te verkrijgen dan om produkten met winst te verkopen en men trouwens het begrip winst in het geheel niet schijnt te hanteren, wordt deze concurrentie door de Nederland se tuinders als oneerlijk aangevoeld. Dr. Kemmers, directeur van het Centraal Bureau van Tuinbouwveilingen, gebruikte op de demonstratieve vergadering de term „deviezen-tuinders". Verder zei de heer Kemmers ook, dat importen uit de Oost-Europese staten zo hard aankomen, omdat de tuinders in het algemeen met een steeds meer verzadigde markt te doen hebben. Het is goed dit aspect bij de verontwaardiging over oneerlijke concurrentie niet te vergeten. Daarbij komt nog, dat rondom de Middellandse Zee nieuwe produktie- gebieden ontstaan, die van de vrije zonne-energie ge bruik kunnen maken en niet zijn aangewezen op duur aardgas of aardolie, welke ook nog eens zijn belast met heffingen ter bescherming van het milieu. Op de demonstratieve vergadering in Delft kon alleen de minister het verlossende woord spreken. Hij moest aangeven op welke wijze de overheid de tuinbouw tegen de importen uit staatshandelslanden zou beschermen. Uit zijn rede tijdens de vergadering werd duidelijk, dat er de heer Lardinois veel aan gelegen is duidelijk te maken, dat hij al het mogelijke in het werk stelt om voor een behoorlijke bescherming te zorgen. Hij is daarin ge slaagd, want hoewel hij aanvankelijk met wantrouwen werd beluisterd, mocht hij aan het einde van zijn toe spraak een applaus in ontvangst nemen. Merkwaardig bij deze gehele kwestie is wel, dat over het uitgangspunt nog geen volkomen duidelijkheid schijnt te bestaan. Minister Lardinois heeft nl. aan een groep experts gevraagd hem het cijfermateriaal te leveren, waaruit blijkt, dat de slechte resultaten van de glastuin ders op de Westduitse markt inderdaad te wijten zijn aan de invoeren uit Oosteuropese landen. Dit rapport is uitgebracht, maar de minister achtte het onvoldoende om zijn collega's van de andere E.E.G.-landen aan te kunnen tonen, dat er wat tegen de Oosteuropese importen gedaan moet worden. Uit deze cijfers kan volgens de minister de prijsbeder- vende invloed van deze handel niet worden vastgesteld. Toch heeft de minister zich sterk gemaakt voor een verbetering van het afweermechanisme van de E.E.G. tegen de Oosteuropese handel. Het is nl. nu actueel, omdat in Brussel vooral op aandrang van de Italianen een wijziging van het reglement voor groenten en fruit wordt besproken. Reeds in de vergadering van de Raad van E.E.G.-landbouwministers op 30 en 31 oktober kwam dit probleem aan de orde; daar werd overeenstemming bereikt over een aantal wijzigingen, die voor de toekomst van de tuinbouw van groot belang kunnen zijn. De Raadsbesluiten konden nog niet in oktober worden genomen, omdat het Europese Parlement eerst nog een advies moest uitbrengen. De ministers namen enkele beginselbesluiten, waaraan een advies van het Europese Parlement weinig zal kunnen veranderen. Een eerste punt is de verruiming van de mogelijkheid om heffingen op te leggen in geval van invoer tegen lage prijzen. Het is de bedoeling niet meer onmachtig te zijn, wanneer de invoerprijzen niet direct waarneembaar zijn, bijvoorbeeld in het geval van directe leveringen aan grootwinkelbedrijven. In zulk een geval mag men het prijsverloop op de verkoopmarkt in de E.E.G. als maatstaf nemen: daalt deze onder de zgn. referentieprijs dan kan een invoerheffing worden opge legd. Een tweede punt is de uitwerking van de zgn. vrijwa ringsclausule: is er nl. sprake van een langdurige en nood zakelijke, door de Gemeenschap gefinancierde aankoop op de E.E.G.-markt, dan mag de import worden belem merd en zelfs worden stilgelegd. Hoe gaat dit in de praktijk werken? De minister heeft toegezegd met de Roemenen en

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 14