11 die primaire urgente betekenis van vroeger. Men gaat in de sociale sfeer dan ook wat meer de nadruk leggen op een verbetering van de immateriële aspecten. Deze zullen in de toekomst waarschijnlijk nog wel verder in betekenis toenemen, alhoewel het belang hiervan ook weer niet moet worden overtrokken. Men suggereert weieens ontwikkelingen en inzichten voordat deze in brede kringen worden onderschreven. Toch is het duidelijk zo, dat de gemiddelde werknemer streeft naar het verkrijgen van een groter stuk eigen inbreng en verantwoordelijkheid en naar een groter stuk invloed. Men wil meer zeggenschap en meer mondigheid bij het werk, door bijvoorbeeld invoering van werkoverleg in het bedrijf. Dit houdt dan in, dat regelmatig en geregeld overleg plaatsvindt met de collectiviteit van de onderge schikten, waarbij deze meespreken over de gang van zaken en invloed kunnen uitoefenen op de besluitvor ming. Daarmede ontstaat een andere stijl van leiding geven in het bedrijf, waarbij samenwerking, informatie, communica tie en delegatie een zwaarder accent krijgen. Ook wenst men dat meer met de individuele omstandig heden van de werknemers rekening wordt gehouden. Een voorbeeld hiervan is, dat de vakbonden menen dat oudere werknemers er recht op hebben, dat met hun leeftijd rekening wordt gehouden. Deze categorie is vaak te zwaar belast en men vindt dat daarom de werktijd korter moet worden in de periode na het zestigste jaar en dat er misschien zelfs wel een eerdere pensionering moet komen. Een ander voorbeeld is de opvatting, dat werknemers, indien hun werkzaamheden dat toelaten, moet worden toegestaan om hun werktijden variabel te kiezen op basis van de eigen individuele wensen en omstandigheden. Ook ten aanzien van het algemeen sociale beleid liggen er wensen op tafel. Zo wil men bijvoorbeeld de positie van de Ondernemingsraad gaan versterken door dit orgaan een beroepsrecht te geven in zaken, waarbij thans alleen nog maar een adviserende taak bestaat. Verder bestaat nog de wens, dat de hiervoor beschreven fusiegedragsregels een wettelijk karakter krijgen met daar aan verbonden sanctus. Tenslotte gaan er stemmen op, die pleiten voor een cen trale regeling van het investeringsbeleid en het loonbeleid. Zou men werkelijk dergelijke essentiële onderdelen van het economische en het sociale beleid in de toekomst ooit centraal willen gaan beheersen, dan zal daardoor de positie van de werknemersorganisaties in ons land zonder twijfel nog verder in betekenis gaan toenemen. Een positie die onlangs nog door twee gebeurtenissen is geaccentueerd. Allereerst de bedrijfsbezetting bij Enka- Breda, welke tot gevolg heeft gehad, dat de bedrijfsleiding belangrijke concessies ten aanzien van het bedrijfsbeleid heeft moeten doen. In feite werd in deze situatie een be langrijk stuk medezeggenschap afgedwongen en voor het moment gerealiseerd. Een ander voorbeeld vormt het inwilligen door de rege ring van een aantal wensen van de vakbonden op ter reinen van het sociaal-economisch overheidsbeleid, met het oogmerk overleg tussen werknemers- en werkgevers organisaties over de mogelijkheid van een centraal akkoord op gang te brengen. Conclusie is, dat de pressie van werknemerszijde duide lijk toeneemt. Hoe dit ook zij, men zal zich in ons land moeten blijven realiseren, dat de bomen ook op sociaal gebied niet tot in de hemel groeien en dat de in de aanvang van dit artikel gesignaleerde samenhang tussen economische haalbaar heid en sociale wenselijkheid voortdurend in het oog dient te worden gehouden. Deze algemene beschouwing over de ontwikkeling van het sociale beleid zal in een volgend nummer worden gevolgd door een uiteenzetting van mr. F. H. Brust over het sociale beleid van de Centrale Bank, mede gezien tegen de achtergrond van de algemene tendensen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 13