andere aspecten vragen aandacht ondernemingsrecht herzien 9 periode derhalve een grote welvaartstoeneming in ons land tot stand is gekomen, in het bijzonder bij de grote massa loontrekkenden. Kenmerkend in deze fase van de economische ontwikke ling is geweest, dat het sociale beleid zich heeft kunnen ontwikkelen in goede samenwerking tussen de organisa ties van werkgevers en werknemers. Men zou kunnen zeggen, dat er een arbeidsvrede bestond, welke gericht was op het bevorderen van economische ontwikkeling en sociale vooruitgang. In tegenstelling tot andere landen kende ons land in die periode dan ook nauwelijks stakingen. Als voorbeeld van dit samenwerken en afwegen van de wederzijdse belangen kan worden gewezen op het functio neren van de Stichting van de Arbeid, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijk overleg plegen over het wenselijk te achten sociale beleid. Een ander voorbeeld, waaruit de behoefte aan beter overleg tussen werkgever en werknemer blijkt, is de eerste Wet op de Ondernemingsraden van 1950. Een door de wet geregelde overlegstructuur, waardoor de werknemers in de bedrijven in de gelegenheid worden gesteld hun verlangens bij de werkgever op tafel te leggen. Hiermede werden nog nauwelijks rechten vastge legd, maar werd wel een overlegsituatie geïnstitutionali seerd. In deze periode ging het sociale overleg voornamelijk over materiële verbeteringen van de werknemerspositie, derhalve over verbetering van de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Veelal uit eigen beweging gingen de ondernemingen echter reeds meer en meer over tot het geven van betere informatie aan het personeel, tot het scheppen van betere opleidingsmogelijkheden en betere werkomstandigheden. Te denken valt daarbij aan de invoering van personeels bladen, meer personeelscursussen en betere recreatieve voorzieningen. Opvallend is nu, dat sedert enkele jaren een ontwikkeling gaande is, waarin deze betrekkelijk evenwichtige overleg situatie wordt doorkruist door een duidelijke verscherping van de uitgangspunten. Diverse deskundigen op sociaal terrein hebben zich reeds beziggehouden met de vraag hoe het nu mogelijk is geweest, dat in de sociale sector een dergelijke accentwijziging van de inzichten en verlangens is opge treden. In het midden van de zestiger jaren waren belangrijke materiële doelstellingen van het na-oorlogse sociale be leid eigenlijk wel bereikt. De welvaart van de bevolking was dermate toegenomen, dat als gevolg hiervan andere leefaspecten aandacht gingen vragen. Men ging het oog daardoor richten op meer algemene, maatschappelijke problemen en merkte daarbij op, dat onze maatschappij aan het veranderen is. En wel zo snel en zo ingrijpend, dat de structuren en systemen van die maatschappij eigenlijk niet meer in alle opzichten in deze tijd passen. Het gevolg is geweest, dat er kritiek op de tekortkomingen van de maatschappij naar voren is ge komen. Tegelijkertijd heeft zich in ons land een schaalvergroting in alle mogelijke opzichten voorgedaan, waardoor de maatschappelijke problemen complexer, minder doorzich tig en minder goed oplosbaar worden geacht dan vroeger. Brede lagen van de bevolking worden boven dien nauwer dan voorheen met de maatschappij-proble men geconfronteerd door de toenemende aandacht, wel ke de moderne publiciteits- en communicatie-media hier aan geven. Dit heeft tot gevolg, dat men meer de behoefte krijgt zelf te oordelen en dat men zich kritischer is gaan opstellen. Het gevoel van onzekerheid en machteloosheid over de vraag hoe actuele, maatschappelijke problemen moeten worden opgelost, heeft daarbij zelfs tot agressieve reac ties geleid. Stakingen, kraakacties, bezettingen e.d. zijn hiervan voor beelden. Men vergeet daarbij, dat de complexer worden de problematiek, ook aan de verantwoordelijke personen in de maatschappij een veel zwaardere taak oplegt dan vroeger en dat oplossingen vaak moeilijk te vinden zijn, omdat de veranderingsprocessen veelal te snel komen om goed te kunnen worden verwerkt. Diezelfde onzekerheid en onrust, die wij in het algemeen in de maatschappij kunnen signaleren, treffen wij ook aan in de ondernemingen, als een gevolg van de vele fusies die hebben plaatsgevonden. Ook wegens de bedrijfs sluitingen, die de laatste jaren zijn voorgekomen. Bij weer andere bedrijven in verband met reorganisaties, welke nodig waren om efficiënter en vaak ook sterker gespecialiseerd te kunnen werken. Al deze sterke veranderingen in het bedrijfsleven geven de werknemers naar hun mening het gevoel, dat men meer dan vroeger slechts een radertje in het geheel is, waarover van boven af beslist wordt. Men voelt zich onvoldoende betrokken bij de structuur van het eigen werk en onvoldoende in- en voorgelicht over belangrijke beslissingen in het bedrijf. Voor de vakbonden waren deze ontwikkelingen aanleiding nieuwe wensen van werknemerszijde op tafel te leggen, zoals meer informatie en communicatie over het bedrijfs- gebeuren, meer zeggenschap over het eigen functioneren, meer betrokkenheid bij de gehele werkprocedure, waar van het eigen werk een onderdeel vormt. Men gaat nog verder, want men gaat zelfs stellen, dat de onderneming niet uitsluitend een economisch doel mag hebben, maar ook een sociale taak heeft te vervullen. Aldus mr. F. H. Brust met wie wij naar aanleiding van het bovenstaande een gesprek hadden. Die sociale taakver vulling is het bieden van werkgelegenheid in het algemeen en het zorgen van verantwoord gestructureerde en vol doende gehonoreerde werkzaamheden voor het eigen per soneel in het bijzonder. Dat leidt ertoe, dat men in een aantal bedrijven al is gekomen tot het opstellen van een sociaal statuut, een soort beginselverklaring, waarin men duidelijk het sociale doel van het bedrijf schriftelijk vast legt naast het economische doel, zoals dat bijvoorbeeld in de statuten van een vennootschap is neergelegd. De hiervoor genoemde wensen van werknemerszijde zijn trouwens niet alleen punten van discussie geweest, maar hebben ook hun neerslag gevonden in een aantal wette lijke regelingen en zijn derhalve realiteit geworden. Zo is in de jaren 1970-1971 in enkele wetten de positie van de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 11