37 feisenbank". Later echter spreekt men over de Boerenleenbank. Alvast werden benoemd de leden van bestuur en raad van toezicht, G. van Asten tot kassier en J. W. H. Deckers tot „directeur De statuten der boerenleenbank werden op 29 augustus 1897 ter verkrijging van de Koninklijke Goedkeuring verzonden om streeks dezelfde tijd dat de - inmiddels bij ons - bekende Pater Van den Eisen adviseerde voorlopig geen raapkoe ken aan te kopen, vanwege de hoge prij zen. (Een zeer veelzijdig man was deze Pater blijkbaar). Aan de leden werd verzocht voortaan niet de vergadering te verlaten, voordat deze gesloten is verklaard (ook Prediker wist het al: „Er is geen nieuws onder de Zon"). Het opstellen van de oprichtingsakte heeft het niet gering bedrag van 47,80 gekost, maar ook hier blijkt de kost voor de baat uit te gaan. Men behoeft als bewijs daar van slechts het huidige bankgebouw te zien. En zo kon de Coöperatieve Boerenleen bank, met als werkgebied de gemeente Heeze en het gehucht Sterksel, behorende tot de gemeente Soerendonk gaan oraaien met een aantal leden, waarvan werd geëist: „dat men godsdienst, huisgezin en eigen heer G. v. d. Paal. Omdat er geen kluis was en ook nog geen veilige centrale bank, werd dit geld per paardekoets ver voerd naar een bank te Eindhoven. De transportkosten waren 2,50. Mede dankzij de steun van de plaatselijke deken B. Kemps, groeide het aantal leden vrij snel, evenals de toevertrouwde mid delen. Daarom is dan ook op 25 november 1898 tachtig gulden betaald aan de smid Petrus Prosper Pantalion van Gennip voor een brandkast. Het kleine stoere ding is nog aanwezig (maar zou misschien een betere plaats verdienen). Het is - haast ontroerend - versierd met enkele, in zakelijke ogen overtollige versiersels; puur bewijs van vakliefde. Er wordt verteld, dat beproeving ge schiedde op een heuse brandstapel. Nadat de bank toetrad tot de door haar zelf en enkele andere banken opgerichte Centrale Bank te Eindhoven - waarvoor zij ook nog 7,50 bijdroeg voor de stichtings- kosten - en aan de kassier voor 1899 met algemene stemmen een salaris van 12,- was toegekend, restte toch nog een winst van 93,355, waarna de kassier werd bedankt voor de getrouwe plichtsvervul ling en de leden werden verzocht getrou we medewerking te blijven verlenen, en die bleef nodig, want op 1 juni 1899 werd wegens ziekte van een kind te kunnen betalen en ook dat zal moeilijk geweest zijn. Vooral om zijn mede-overleggen en medepiekeren en zijn goede administratie werd den getrouwen kassier een jaarlijk- sche beloning van 25,- toegekend (die later zelfs groeide tot 52,-!) ongeacht het feit, dat per ultimo 1906 de rekeningen van de Bank en van de Centrale een verschil vertonen van tien cents, waarop de directeur van de Centrale Bank gewe zen is. De zaken gaan best, want per juni 1908 is het reservefonds, inclusief een winst van 182,68 gegroeid tot 1.084,63 en daar is toch ook voorzitter Deckers debet aan. Hij wilde eindelijk wel eens aftreden, maar na langdurig aandringen, stelde hij dat nog maar uit. Men zou dat aftreden zeer hebben betreurd, want „niet iedereen is voor die plaats geschikt en de bloei van de Bank hangt daarvan hoofdzakelijk af", enz. enz. enz. Dus applaus en nog maar blijven voorzitten tot juni 1913, toen hij wegens vertrek afscheid moest nemen. In 1908 ontving de weledelgestrenge heer V(incent) van den Heuvel een brief met de complimenten van de Bank, omdat hij, zeer verdiend, was benoemd tot Ridder in de Orde van den Nederlandsche Leeuw. De Bank was nog niet zo heel erg groot in 1915. Het ging alles nog heel goed ten Oude ansichtkaart van Heeze. Het hotel heeft in de tijd van ds. Kremer veel van diens patiënten (soms 300 per jaar) ge herbergd. huize van de Kassier, die daarvoor een vergoeding van 25,- als kantoorhuur mocht innen. Misschien wel wat laat vond men in juni 1914, dat de vroegere directeur J. Deckers (inmiddels opgevolgd door A. Smulders) wel een blijk van erkentelijkheid toe kwam. Dies was de vergadering het eens met een attentie van vijfentwintig gulden, waar men in die goeie ouwe tijd nog wel iets mee doen kon. Daarna moest de Bank de ellende van oorlogsjaren en crisis helpen verzachten. Ook die beproevingen werden doorstaan, zodat Heeze naast vele andere even of bijna even oude banken als een weliswaar oude, maar beslist niet uitgeleefde loot van „onze stam" het zegenrijke levens werk van Vater Raiffeisen mag voortzet ten, zakelijk, maar ook hopelijk nog steeds „ter liefde Gods". Tb. Heeze domsrecht in christelijke zin als de grond slagen der samenleving erkenne en zijn gedrag daarnaar regele". Dat kón daar en toen nog zonder enig bezwaar. Wél kon men door ontzetting het lidmaatschap verliezen, maar dat is een andere ontzetting dan doorgaans bedoeld wordt. Zachte heelmeesters, stinkende wonden, en daarom was het boetebeding voor schending van de geheimhouding niet mak; vijfentwintig gulden, waarvan de helft voor de benadeelde. Nadat op 29 juni door Pater van den Eisen een gloedvolle propagandalezing was af gesloten (resultaat 40 leden) kon de bank op 1 juli 1898 in werking treden. Het eerste werkkapitaal werd gevormd door een inleg van 1000 gulden door de de rekening accoord bevonden met negen centen in kas. Op 1 mei 1900 bleek, dat door den Inspec teur, den Eerw. Heer Van den Eisen, de bank tot zijn volle tevredenheid was ge controleerd (ook dat kon hij dus!). Op zijn advies, effecten te kopen, ging men toch maar niet in. In het prille begin van „Heeze" werd nog wel eens een vrijwillige gift ter verster king van het reservekapitaal ontvangen. Anderzijds - en dat blijkt herhaaldelijk nodig - moesten sommige leden er duide lijk aan herinnerd worden, dat geleend geld ook wel weer eens terugbetaald moet worden. Ach ja, geldzaken zijn nu een maal moeilijk! Ook „nee" zeggen kan zwaar vallen, voor al als iemand een lening vraagt om kosten

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 39