geld- en kapitaalmarkt geldmarkt obligatiemarkt 35 b. van der meer en mevr. mr. h. besanpon Traditioneel staat de maand oktober in geldmarktkringen bekend als krap, omdat jaarlijks van ongeveer eind september tot in november, boven de meer regelmatig verspreide belastingbetalingen, in dit korte tijdsbestek de voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting aan de Staat moeten worden afgedragen (in 1972 naar schatting zo'n kleine 4 miljard). Deze massale overheveling van banktegoeden naar de schatkist in korte tijd vereist veel acrobatiek van de marktpartijen. Een spreiding in de tijd van de voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting door de belastingdienst zou deze jaarlijkse piek kunnen nivelleren en daardoor een rustiger beloop aan de geldmarkt geven. Of een dergelijke spreiding mogelijk is, lijkt het overwegen waard. Ondanks de grote ruimte op de geldmarkt in de voor gaande maanden is oktober 1972 geen uitzondering op de bovengenoemde regel geworden. Eind september bedroeg het tegoed van de banken bij De Nederlandsche Bank nog bijna 1,5 miljard. Eind oktober stonden de banken voor ongeveer 700 miljoen in het krijt bij de Bank. De Nederlandsche Bank kwam in zoverre de markt tegemoet, dat zij het percenta ge voor de kasreserve, dat tot 15 november op maximaal 2 is vastgesteld, begin oktober tot 0 terugbracht. De sterke verkrapping van de markt ging gepaard met snel oplopende prijzen. Het tarief voor drie-maands kasgeld aan gemeenten steeg van ongeveer 2% begin oktober tot ruim 4% eind oktober. De rentestijging kreeg een extra impuls toen bekend werd, dat Duitsland met ingang van 9 oktober het disconto verhoogde van 3% naar 31/2 °/o en m.i.v. 3 november van 372% naar 4%. Frankrijk verhoogde m.i.v. 2 november het disconto van 53A% naar 672%. Mede onder invloed van de renteverhoging in het buitenland, met name Duitsland en Amerika, verhoogde De Nederlandsche Bank met ingang van 6 november het wisseldisconto van 3% naar 4%. De verhogende wer king hiervan is reeds grotendeels in de momenteel geldende tarieven „verdisconteerd". Afgezien van buitenlandse factoren en eventuele verrui mende maatregelen van De Nederlandsche Bank zal de markt op korte termijn beslist krap blijven. Begin novem ber moet nl. veel omzetbelasting betaald worden. Daarna nadert al snel de maand december, waarin gewoonlijk veel bankpapier in omloop is. Op wat langere termijn zal het Rijk zijn goedgevulde beurs geleidelijk zien slinken door betalingen aan de markt, o.a. aan gemeenten en uit hoofde van rente en aflossingen op leningen. Het ziet er naar uit, dat uit dien hoofde begin 1973 versterkt door terugkerend bankpa pier, een verruiming kan optreden. Voor de Nederlandse geldmarkt is de ontwikkeling in het buitenland altijd van grote invloed. De stijgende rente daar zal ongetwijfeld hier doorwerken. Op grond hiervan kan de markt momenteel „prijshou dend" met een neiging tot stijgen genoemd worden. De opvallendste gebeurtenis op de obligatiemarkt in de maand oktober was de intrekking op 25 oktober van de 63/4%, 25-jarige staatslening, welke lening op vrijdag 13 oktober aangekondigd was. Aanvankelijk leek er voor de lening, die tegen 100% uitgegeven zou worden, nog wel belangstelling te be staan, hoewel de voorwaarden aan de scherpe kant werden geacht. De lening die aangekondigd en bedoeld was als een „afromingslening", omdat de minister bang was voor een te ruime liquiditeit op de kapitaalmarkt, bleek echter plotseling door de snel veranderende situatie op de kapitaalmarkt niet meer te plaatsen te zijn tegen de vastgestelde voorwaarden. Voor een fractie boven pari waren de 7% staatsleningen ter beurze al te koop, terwijl de 672 staatsleningen 97,8 noteerden. De oorzaken van de plotselinge krapte op de kapitaal markt kunnen zowel in het buitenland als in het binnen land gezocht worden. Van buitenlandse zijde was al enige tijd sprake van een sterk verminderde belangstelling voor de Nederlandse obligaties. Het toenemende animo voor de dollar maakte de Nederlandse gulden als belegging minder interessant, terwijl de stijgende tendens van de rente op de internationale kapitaalmarkten (o.a. Duitsland en Amerika) er verder toe bijdroeg, dat er geen sprake meer was van een buitenlandse kapitaaltoevloed naar ons land. Hierbij zij opgemerkt, dat in Duitsland het rende ment op de staatsfondsen zich reeds rond de 8% ging bewegen. Van binnenlandse zijde realiseerde men zich, dat in de nabije toekomst een verkrapping van de kapitaalmarkt, gepaard met een rentestijging, niet onwaarschijnlijk zou zijn als gevolg van de grote behoefte van de lagere overheid en de opleving van de investeringsactiviteiten van het bedrijfsleven. Het gevolg was, dat men, nu een stijgende rente zich voor de toekomst ging aftekenen, niet met kapitaalaan bod kwam, waardoor ook de ruimte op de kapitaalmarkt verminderde. Wellicht heeft men zich voorts gerealiseerd, dat een rente van 6%% voor een lening met een looptijd van 25 jaar, bij het huidige inflatietempo in ons land, geen goed tegenwicht vormt tegen de geldontwaar ding. Het ziet er naar uit, dat het in korte tijd cumuleren van al deze factoren ertoe heeft bijgedragen, dat de ruimte op de kapitaalmarkt in snel tempo verminderde. Gezien de recente discontoverhogingen en gezien het feit, dat een toenemende investeringsgeneigdheid bij het bedrijfsleven zich gaat aftekenen is er alle reden om aan te nemen, dat ook in ons land de 'kapitaalrente een stijgende lijn gaat vertonen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 37