t* ®UJVSf»^lÉ tN SOC* J 23 zin, dat wil zeggen voor weg-, spoor-, water- en luchtverkeer, maar ook voor postverkeer, telefoon en telegraaf, en nog eens vier miljard gulden voor volkshuis vesting. Genoemd totaal ligt 14 procent hoger dan het uitgaventotaal van 37,8 miljard gulden waarmee de be groting voor 1972 oorspronkelijk eindigde. Ook voor 1973 zal het de vraag zijn of de overheid met genoemde 43 miljard wel zal uitkomen. Het feit dat de overheidsuitgaven voortdurend stijgen is namelijk voor een aanzienlijk deel een gevolg van de voortdurende loon- en prijsstijgingen, die ook voor de regering leiden tot voortdurend hogere kosten. Bovendien stijgen de prijzen voor de overheid sneller dan voor de particulier. In 1972 steeg het prijsniveau van de particuliere consump tie, dat immers door prijzen en tarieven wordt bepaald, globaal met ongeveer 7 procent. Tot de „consumptieve" overheidsuitgaven echter behoren ook de salarissen die de overheid betaalt - en die stegen met meer dan tien procent. En bij de overheidsinvesteringen geldt iets dergelijks: zij bestaan grotendeels uit investeringen in bouwwerken, en juist in de bouwsector, die zeer arbeids intensief is en waarin de arbeidskosten veel sneller stijgen dan de arbeidsproduktiviteit, doen zich opmerke lijk grote prijsstijgingen voor. Het is dan ook zeer de vraag of de uitgaven in 1973 in werkelijkheid niet veel hoger zullen worden, vooral ook omdat de becijferingen van de regering gebaseerd zijn op de nogal optimistische veronderstelling van een sociaal akkoord waarbij de lonen in 1973 met hoogstens 9 procent zullen stijgen en de consumptieprijzen met niet meer dan 5 procent. De werkelijke stijgingspercentages van de loonsom per werknemer in de bedrijven beliepen in de afgelopen jaren regelmatig twaalf procent en meer. Het is duidelijk dat de regering de inflatie wil indammen. En terecht, want inflatie is de oorzaak van voortdurend nieuwe onrechtvaardigheden. In de Miljoenennota wordt erop geattendeerd dat de inflatie ook een vals licht werpt op de bovenaangeduide relatieve groei van de collectieve sector in verhouding tot de particuliere sec tor. Zo wekt met name de voortdurende prijsstijging in de overheidsconsumptie ten onrechte de indruk dat het particuliere verbruik in de afgelopen jaren minder snel groeide dan de materiële overheidsconsumptie, want in feite - in volumes uitgedrukt - groeide de particuliere consumptie het sterkst. Een afzonderlijke moeilijkheid rond de Miljoenennota voor 1973 is de hoogst merkwaardige en ingewikkelde positie waarin de economie van ons land op dit moment verkeert. Enerzijds zijn er voortdurende prijsstijgingen, er zijn bedrijfssluitingen, er vallen ontslagen, er heerst een veel te grote werkloosheid, en de bedrijfsinvesteringen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 25