Q de ontwikkeling van de inkomens internationaal beleid 14 punten uit de rijksbegroting van de bezuiniging in de wonde gezet, zonder overigens aan te geven, hoe die wond moet worden gehecht. Dat laatste wordt vooralsnog aan het bedrijfsleven overgelaten. De landbouw staat hierbij enigszins terzijde, hoewel hij zich natuurlijk steeds ingezet heeft voor een zo goed mogelijke coördinatie van de handelsbevordering met het buitenland. De landbouw staat terzijde, omdat dankzij de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie de financiering van de onpersoonlijke reclame geen probleem voor hem is. De subsidie van het ministerie van Landbouw is slechts relatief gering. Het zuivelbureau met zijn miljoenen is een voorbeeld van wat deze collectieve actie van het be drijfsleven, onder rugdekking van de p.b.o., kan opleve ren. Wellicht heeft deze wijze van propaganda niet het eeuwige leven en wordt bijvoorbeeld met de vorming van de grote zuivelconcentraties een groter accent gelegd op de reclame van het merk; in ieder geval is een ervaring opgedaan op basis van de reclame voor zuivelprodukten, waar de meeste industriële branches met middelgrote bedrijven niet aan kunnen tippen. Het zou niet ondenk baar zijn, dat de p.b.o. hier aan de industrie uitkomst biedt - drs. H. ter Heide, de voorzitter van het N.V.V., heeft hier tijdens de Nationale Exportdag reeds op gezinspeeld. Terug naar de begroting voor landbouw. Uit de cijfers over de inkomensontwikkeling van het afgelopen jaar blijkt, dat de landbouw geen ongunstig seizoen achter de rug heeft. In de memorie van toelichting worden uitvoerig de inkomenscijfers van de L.E.I.-bedrijven uitgestald, kennelijk met de bedoeling om te laten zien hoe goed het wel ging. Vorig jaar werd een meer algemene maatstaf voor de inkomensontwikkeling geïntroduceerd; toen bleek, dat de factoren arbeid, kapitaal en grond in de landbouw 20% minder verdienden dan bij vergelijkbare aanwendingen in de overige economische sectoren. Deze achterstand is in 1971 voor een deel ingelopen en bedraagt nu nog 11 In de tuinbouwsector is het goed gegaan met de bloemen, maar zijn de inkomens in de tomaten- en fruitteelt achtergebleven. Het Landbouwschap heeft nagegaan, wat de prijsverho ging in de E.E.G. zal moeten zijn, wil de agrarische inkomensvorming wat betreft de landbouwpolitieke pro- dukten niet bij de rest van Nederland achterblijven. Bij een algemene loonsverhoging van 9 het percentage waarvan de regering bij de Begroting uitgaat, zullen de landbouwprijzen met 4 a 5 moeten stijgen. Er zijn twee redenen om te twijfelen aan de verwezenlij king van een prijsstijging welke de landbouwinkomens gelijk op doet lopen met de rest van de economie: in de eerste plaats zal de loonstijging hoger uitvallen dan 9%, hoe graag ook velen het tot daar zouden willen beper ken, en ten tweede is er in de E.E.G. - straks uitgebreid met het lage prijsland (althans voor de landbouw) Groot- Brittannië - weinig aandrang om tot prijsverhoging te komen. De landbouw zal het dus weer voor het grootste deel moeten hebben van stijging van de produktiviteit. Gelukkig zal er fiscaal nog het een en ander bijgesteld worden, zoals door de invoering van de belastingvrije pensioenreserve en het onderbrengen van de landbouw werktuigen onder het verlaagde B.T.W.-tarief. De paragraaf over de internationale aangelegenheden uit de memorie van toelichting trekt voorzichtig de lijn door, die de laatste jaren reeds wordt gevolgd. Uiteraard geldt hier nog meer dan elders de betrekkelijk grote onmacht van een Nederlands minister: zou hij uitgesproken ideeën hebben, dan zal hij daarvan eerst zijn collega's in de E.E.G. moeten overtuigen, voordat er op internationaal gebied serieus aandacht aan wordt besteed. Toch zou het niet hebben misstaan, wanneer Minister Lardinois enig commentaar zou hebben gegeven op de uitspraken van dr. Boerma, de directeur-generaal van de Dr. A. H. Boerma F.A.O. Deze heeft nl. bij verschillende gelegenheden gezegd, dat de ontwikkelde landen hun produktie zoda nig moeten verminderen, dat er voor de ontwikkelingslan den meer afzetmogelijkheden ontstaan. Op zichzelf kan tegen dit laatste geen bezwaar worden gemaakt, wanneer het ernst is met de wil de ontwikke lingslanden te helpen in hun economische groei. Het doet echer merkwaardig aan, dat dr. Boerma terzelf der tijd bekend moet maken, dat de voedselproduktie in de ontwikkelingslanden niet alleen achterblijft bij de doelstellingen van de F.A.O. en van de V.N., die van een zekere verbetering van de economische situatie uitgaan, maar zelfs onvoldoende blijkt te zijn om de beschikbare

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 16