s pariteiten minderheid overgangen en offers 10 zware onderwerpen in utrecht en eindhoven wijzigen. Het systeem is flexibel. De genoemde gewest vorming zal nog jaren op zich laten wachten en de normen, die daarvoor toegepast worden, zijn toch wel heel anders dan die voor onze kringindeling gelden. Overigens zal het wel goed zijn de ontwikkelingen op dit punt te volgen, maar thans kunnen wij met gewestelijke indeling nog niets doen. Een ander belangrijk punt, misschien wel het belangrijk ste, werd in beide vergaderingen onafhankelijk van elkaar in nagenoeg precies dezelfde bewoordingen aan de orde gesteld. Waarom zijn de kringgrenzen niet zodanig vast gesteld, dat de pariteit tussen Utrechtse en Eindhovense banken steeds zoveel mogelijk wordt benaderd? Er zijn nu kringen, waarin de banken van de ene groep ver in de minderheid zijn tegenover die van de andere groep. Hier dus de typische fusieproblematiek! Maar, zeer gelukkig ook de gelegenheid om te tonen hoe we eruit komen. Want het is geen netelige kwestie geworden, dank zij de woorden van de voorzitters van de Raad van Beheer en Hoofddirectie en - niet te vergeten, dank zij de woorden van een lid van de Utrechtse vergadering. Door de heer Verhage in Utrecht en door de heer Mertens in Eindhoven werden nl. zonder omwegen de uitgangs punten, die voor de ontworpen kringindeling gegolden hebben, uit de doeken gedaan. Het gaat er allereerst om een goede samenwerking binnen de kring te bewerstelligen. Die kring moet min of meer een eenheid zijn, ook in geografisch opzicht. Vooral moet de kring niet te groot zijn, want anders dreigt er van een goede communicatie en samenwerking binnen de kringvergadering niet veel terecht te komen. Voorts is bij de kringindeling uitgegaan van de indeling in veertien districten. De stemverhouding, dus de pariteit tussen boerenleen banken en raiffeisenbanken onderling, is echter geen uitgangspunt geweest. Dat zou de andere uitgangspunten op losse schroeven zetten, het zou de wonderlijkste grenzen opleveren. Het zou ook de oude verhoudingen, zeg maar tegenstellingen, fixeren en voor de toekomst tot blokvorming kunnen leiden. En in die toekomst willen we toch één gezamenlijke organisatie worden, die we samen in goed onderling vertrouwen opbouwen en waarin we ons allemaal thuis voelen. Daarom niet in het kader van pariteit denken, maar van onderlinge toenadering en van goed samenwerken. Dat betekent ook, dat met minderhe den rekening wordt gehouden, ook bij het samenstellen van het kringbestuur. De Utrechtse vergadering liet hier zelfs een krachtig applaus horen. In Utrecht nam de heer Van Maldegem deze draad op. De goede wil en goede verstandhouding binnen iedere kring is van groot belang, ook als basis van de centrale kringvergadering. Er moet geen streven naar overheer- De heer Van Maldegem: geen netelige kwestie sing komen, noch van deze noch van gene zijde, waardoor minderheden ontstaan, die zich verdrukt voe len. De heer Van Maldegem pleit ervoor, dat de beide centrale vergaderingen een brief doen uitgaan aan de kringen, waarin deze opgewekt worden om in al die gevallen, waarin van minderheden sprake zou kunnen zijn, te streven naar goede, evenwichtige vertegenwoordi gingen in het kringbestuur, en om in goede collegiale sfeer met de belangen van die minderheden rekening te houden. Dit voorstel is door de vergadering overgenomen. Het pariteitsprobleem en het spook van de minderheden is men dus meteen zeer krachtig te lijf gegaan! Alle aanwezigen in de beide vergaderingen voelden ook kennelijk, dat men om de fusie werkelijk te doen slagen zich niet door dit soort moeilijkheden mag laten afschrik ken. Dat is de grote winst van deze vergaderingen. Als anderen, binnen de kringen en hun besturen, evenzo handelen en denken, zullen wij heel snel nooit meer over pariteit praten en niet weten wat minderheden zijn! Over de ontwerp-liquiditeitsregeling is veel gezegd en diepgaand gesproken, vooral in Utrecht, waar men er een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 12