ken u zelf 7 „Een werkelijk fenomeen"! Dat zijn de woorden, die dr. Kleinhans ge zien de bijzondere situatie van de coöperatieve banken gebruikt als hij schrijft, dat die banken in de zich op het ogenblik afspelende concurrentiestrijd hun plaats niet alleen hebben weten te hand haven, maar deze in de meeste landen voortdurend blijken te verbeteren. Deze opvallende uitspraak - met nog een heel aantal meer - komt voor in een werk stuk van dr. Kleinhans te Bonn voor de pas gehouden vergadering van de C.E.A.- C.I.C.A.-werkgroep. Dit stuk is daar in on derling overleg niet behandeld; ieder laat er zijn gedachten over gaan en volgend jaar komt het aan de orde. Wij willen er echter vast iets over zeggen, want er staan dingen in die ook voor onze ban ken en mensen van groot belang zijn. Hoe meer erover gepraat en gedacht wordt, hoe beter. Waar ligt dat fenomeen nu eigenlijk aan? Wat is nu het bijzondere, dat de coöpe ratieve banken bezitten in onderscheid met de andere banken? Dat zijn de vra gen, waar de heer Kleinhans achterheen is gegaan. In alle landen met coöpera tieve banken ontwikkelen deze instellin gen zich, hier vlugger daar langzamer, in de richting van „bank voor iedereen". Wat zijn de eigenschappen, die al die banken gemeen hebben, in Nederland, België, Duitsland, Oostenrijk, enzovoort, waardoor deze ontwikkeling werd mogelijk gemaakt en waardoor zich ook de perspectieven voor de toekomst openen? De coöpera tieve banken zijn zich helaas hun bijzon dere positie vaak zelf niet bewust. De heer Kleinhans wil dat bewustzijn prikke len en drukt ons in zijn nota met de neus op een aantal van onze bijzondere eigen schappen. Het zal niet verwonderen, dat de nota allereerst de ideologische kant benadert. Eigen hulp, eigen verant woordelijkheid en eigen beheer springen hier naar voren. De coöperatieve vorm van bedrijfsvoering is anders dan de ka- pitalistisch-individuele en tevens anders dan de socialistisch-collectieve. Onze ban ken berusten op vrijwillige basis, jagen niet als doel een zo hoog mogelijke winst na, zij eisen persoonlijke activiteit, maar stellen tegelijkertijd de solidariteit, de ver antwoordelijkheid voor het geheel op de voorgrond. Hun gedecentraliseerde struc tuur staat voor medebeslissing en inspraak vanuit de basis open. Zij passen bij uit stek in de vrije, democratische maat- schappijvorm. Door dit alles vormen zij een groep ban ken, die ook op haar omgeving, producen ten en consumenten, een sterke aantrek kingskracht uitoefent. De economische taak is het bevorderen van de belangen van leden en cliënten. In deze tijd van welvaart is het moeilijk hierin iets bijzonders te zien. Toch is dat voor de organen en ambtsdragers van onze banken mede een soort zedelijke verplichting. Een verplichting, die vertrou wen wekt in de goede intentie van de bank en daarmee in de kwaliteit van de te le veren dienst. Daarom zal de bank ook al tijd een gezond rendabel beleid moeten voeren, omdat zij alleen op die wijze in optima forma haar leden en cliënten van dienst kan zijn, dus aan haar zedelijke plicht kan voldoen. Gemakkelijker wordt het als de nota over de structurele opbouw spreekt. Dan wordt gesproken over de banken als zelfstan dige, democratisch werkende ondernemin gen in eigen werkgebied. Men kent zijn cliënten, heeft geen moeite met persoon lijk contact, voelt zich met hen verbonden. En als daar dan als nadeel tegenover zou staan, dat zo'n enkele zelfstandige bank maar alleen is, dan wordt dat weer opge heven, doordat al die banken één organi satie vormen en een Centrale Bank achter zich hebben staan. Zo worden er in de nota verschillende aspecten naar voren gebracht. Het belangrijkste is misschien, dat het lidmaatschap ervoor zorgt, dat de klant nooit tot een nummer denatureert. De coöperatieve bank dient altijd levende mensen. Ten slotte wijst dr. Kleinhans op het feit, dat de coöperatieve banken zich in zo korte tijd de „volledige bankservice" heb ben kunnen eigen maken. Dat is een snel le, dynamische aanpassing geweest aan de van haar geëiste veranderingen, die moge lijk was, omdat zij verre staan van grote, logge bestuursapparaten. Het moderne bankbeleid, gekenmerkt door het „alles onder één dak", werd hun ook snel moge lijk gemaakt, omdat zij ieder de hulp van de gezamenlijke organisatie achter zich hadden staan. Bij het verlenen van die speciale diensten bijv. verzekeringen en reizen, komt hun te stade, dat zij onder eigen belang wensen te handelen alleen ten nutte van de cliëntenkring. Goed, zal iemand zeggen, dat klinkt allemaal mooi en het lijkt nog aan nemelijk ook. Maar wat wil men met zo'n catalogusvan voordelen van de coöperatieve banken? Het antwoord moet straks de internationale werkgroep geven, maar wij zien reeds een grote be tekenis voor zo'n werkstuk weggelegd. Immers, die coöperatieve banken, hier en elders, rest bij hun geslaagde maar in spannende ontwikkeling en expansie nauwelijks tijd om zich te bezinnen op hun eigenschappen. Toch moeten ze zich die klaar bewust blijven, want - dr. Kleinhans toont dat aan! - deze eigenschappen zijn tevens hun voordelen in de dagelijkse praktijk. Daarom is het zo goed dat alles eens beredeneerd - dat is meer dan een catalogus - en gegroepeerd voor zich te zien en niet te vergeten! Vooral ook belangrijk is, dat de eigen aard van de coöperatieve banken overal aan het grote publiek bekend wordt. Het lijkt zelfs mogelijk, dat voor alle coöpe ratieve banken in Europa eenzelfde „image" wordt opgebouwd. Daarvoor moe ten deze banken herkenbaar zijn aan een aantal gelijke eigenschappen. Wij zijn be nieuwd wat de werkgroep van de C.E.A.- C.I.C.A. straks met de nota zal doen. Er is in ieder geval belangrijk materiaal voor handen. J.R.H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 9