wob wob wob 4 ven verlaagd, waarvan de lopende verze keringen hebben meegeprofiteerd, doordat de verzekerde bedragen dienovereenkom stig zijn herberekend. Ook op deze plaats complimenteren wij het O.B.F. met de krachtige ontwikkeling, die het gedurende zijn bestaan te zien heeft gegeven. Een solide uitgangspunt is aanwezig voor de toekomst, die het O.B.F. met een open oog voor de mogelijkheden en de veranderingen in de maatschappij zonder vrees zal kunnen tegemoet treden. Onze gelukwensen vergezellen het daar bij. MOBIEL MAKEN VAN „VERMOGEN IN DE DODE HAND" De landbouwcoöperaties, vooral de zeer grote coöperaties, staan voor gecompli ceerde problemen en het is een teken van hun vitaliteit, dat zij bezig zijn zich op hun structuur te bezinnen. Een belangrijk vraagstuk daarbij is dat van het mobiel maken van het vermogen van de coöpera tieve vereniging. Dit hangt samen met de algemeen onderkende noodzaak, dat de coöperaties hun eigen vermogenspositie versterken. Want alleen met voldoende eigen vermogen zal onder de huidige om standigheid de continuïteit van de co- operatie verzekerd zijn en zal een gezonde groei mogelijk worden. Alleen daardoor zal de individuele aansprakelijkheid van de leden binnen aanvaardbare perken blijven. Versterking van het eigen vermogen van de coöperatie heeft echter voor de leden ook een schaduwzijde. Niet alleen zullen door reservevorming bij de coöperatie hun uitkeringen gedrukt worden, maar vooral wordt door velen als bezwaar gevoeld, dat hun „deel" in het aldus gevormde vermo gen niet wordt uitgekeerd, wanneer men het bedrijf verlaat of overlijdt. Dit probleem van het „vermogen in de dode hand" is reeds enige tijd in studie bij de structuurcommissie van de Nationale Coöperatieve Raad. In zijn inleiding op de jubileumbijeenkomst van het O.B.F. heeft dr. A. J. Verhage, de voorzitter van die commissie, een aantal interessante mede delingen gedaan over de vorderingen van de studie over het mobiel maken van het vermogen in de dode hand. Voortbouwend op vroegere ideeën van mr. Van Campen en de heer Sonnenschein (zie daarvoor pagina 24 van ons februari nummer) is een werkgroep onder voorzit terschap van prof. mr. W. C. L. van der Grinten thans met een eigen voorstel gekomen. De werkgroep zocht de oplos sing voor het mobiel maken niet in de huidige coöperatie op aandelen, maar komt met een stelsel, dat bij die vorm aansluit. Zij onderscheidt een deelgerech- tigdheid, die de zakelijke relatie weergeeft en die in een lidmaatschapsbewijs wordt vastgelegd en daarnaast een deelgerech- tigdheid uitsluitend in de financiële sfeer, welke wordt uitgedrukt in een participa- tiebewijs. Het nieuwe element in de lid- maatschapsbewijzen, die overigens alle ge bruikelijke rechten en verplichtingen om vatten, is dat het het lid bij beëindiging van het lidmaatschap volledig recht geeft op een deel van het vermogen van de coöperatie. Dit deel wordt echter niet in contanten uitgekeerd, maar door uitgifte van participatiebewijzen, welke als waar depapieren kunnen worden geplaatst bij leden en niet-leden. Zo'n participatiebe- wijs heeft als eigenschappen: gerechtigd heid op het vermogen en op de groei van het vermogen alsmede recht op de winst. Stemrecht is er echter niet aan verbon den; het geeft uitsluitend een vermogens rechtelijke relatie weer. Daarmee kan het vermogen in de dode hand dus volledig mobiel gemaakt wor den. Ook zal de coöperatie risicodragend vermogen kunnen aantrekken door het emitteren van participatiebewijzen aan derden. Dr. Verhage wees erop, dat de gedachtengang van de werkgroep Van der Grinten op vele punten nog nadere uit werking behoeft. Directe toepassing mag men nog niet verwachten. Hij achtte het met name van belang, dat de belangen tegenstelling, die er tussen leden en hou ders van participatiebewijzen zou kunnen ontstaan, goed opgevangen wordt. De werkgroep wil dan ook alle rechten en verplichtingen van de participanten vast leggen in de statuten. Daarbij is een elegante oplossing gevonden voor het pro bleem, dat enerzijds het karakter van de coöperatie er zich tegen verzet aan parti cipanten stemrecht te geven, terwijl an derzijds niemand voor participatie zal voelen, als de rechten van de participan ten afhankelijk zullen zijn van een rege ling door een algemene vergadering, waarin zij geen stemrecht hebben. De werkgroep stelt daarom voor, dat even eens in de statuten wordt bepaald, dat de statutaire regeling van rechten en ver plichtingen van participanten alleen ge wijzigd kan worden na verkregen goed keuring van de participanten. De ideeën in de werkgroep Van der Grin ten lijken ons goede perspectieven te bie den voor de oplossing van een probleem, dat al vele jaren zowel bij de coöperaties als bij hun individuele leden zwaar weegt. Wij hopen, dat na verdere uitwerking de theorie en de praktijk die perspectieven zullen bevestigen. EEN GOEDE BESLISSING Onder de bonte veelheid van sociale rege lingen, waarin de Commissie Arbeidsvoor waarden Aangesloten Banken (beter be kend als de Commissie van 24) haar weg heeft moeten zoeken, vond zij ook de Stichting Hulp Personeel Raiffeisen. Opge richt in 1967 heeft deze Stichting in de Raiffeisenorganisatie zijn eigen plaats ge had. Zij heeft de lacunes opgevuld, die er in het pakket van de wettelijke en eigen sociale voorzieningen voor de werknemers der banken nog bleken te bestaan. Het merkwaardige van deze stichting is, dat zij geen pure werkgeversaangelegenheid is, maar dat haar bestuur gevormd wordt door werkgevers en werknemers te zamen. Beide groepen hebben evenveel bestuurs leden en kunnen in geval van een vacatu re kandidaten stellen. Als er voor een vacature twee of meer kandidaten zijn wordt schriftelijk door de toegetreden banken c.q. door de deelnemers gestemd. De Stichting beweegt zich op twee terrei nen. Het eerste is dat van het sluiten van collectieve verzekeringen ten behoeve van personeelsleden en hun gezinsleden van de banken, die zich bij de Stichting heb ben aangemeld. Dit is een faciliteit, die de Stichting als het ware aanbiedt. Als een bank aan de Stichting meedoet, kunnen haar personeelsleden van de gesloten ver zekeringen profiteren. Zij zijn daartoe echter niet verplicht. In het kader heeft de Stichting een collectie ve ziektekosten- en een ongevallenverze kering gesloten. Voor dit laatste bestaat in de boerenleenbankorganisatie een equiva lent in een door de Eindhovense Centrale Bank gesloten collectieve regeling. Het tweede en meer bijzondere terrein van de Stichting is de zgn. calamiteitenre geling. Ondanks alle goede voorzieningen komt het toch nog voor, dat een perso neelslid door bijzondere omstandigheden buiten zijn schuld onder buitengewoon zware financiële druk komt te staan. Dat kan ook gepensioneerde personeelsleden of nabestaanden van overleden (oud)-per- soneelsleden treffen. De Stichting heeft ten doel in die gevallen hulp te bieden. De kosten van die hulp worden over de deelnemende banken omgeslagen. Een omslag die - de juristen mogen dit verge ven - de verwantschap van deze stichting met onze coöperaties toont! De calamitei tenregeling is van toepassing op alle per soneelsleden, inclusief gepensioneerden en nabestaanden, van de banken, die zich bij de Stichting hebben aangemeld, onaf hankelijk of zij onder enig door de Stich ting gesloten collectief contract verzekerd zijn of niet. De Stichting Hulp Personeel Raiffeisen zal thans worden opgeheven, maar de Com missie van 24 is van oordeel, dat een soortgelijke Stichting ook in de ene nieu we organisatie goede diensten kan bewij zen. Daarom zal tegelijk met het verdwij nen van de oude stichting een nieuwe Stichting worden opgericht, die voor alle banken uit de hele organisatie zal werken. Hoe die stichting er precies uit zal zien en wat zij te „bieden" zal hebben, moet worden afgewacht. Maar alles wijst erop, dat de lijn van de oude stichting zal worden voortgezet en dat met name ook een calamiteitenrege ling spoedig zal herrijzen. Daar de stichting voor de boerenleenban ken in dubbele betekenis „nieuw" zal zijn, is hun reeds nu gevraagd of zij in principe bereid zijn zich straks aan te melden. Dat zal, wij zijn ervan overtuigd, een goede beslissing zijn, zowel voor boerenleenban ken als voor raiffeisenbanken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 6