29 hoe wordt er precies gedeeld? sociale voorzieningen? den dan ook - niet gevist wordt, wordt er ook niets uitbetaald. Er is dan immers geen vangstopbrengst te verdelen. Vaste, tevoren overeengekomen werktijden zijn er dan ook niet; een vast salaris evenmin. Hoe meer de vis opbrengt, des te meer kan er verdeeld worden. Bovendien - en dat is het unieke - speelt de verhouding baas/ondersgeschikte in deze arbeidsver houding geen enkele rol. Zowel letterlijk als figuurlijk „vangt" elke opvarende in principe een gelijk deel van de opbrengst. Voor de vis die de haven wordt binnenge bracht, maakt de schipper op de visafslag een bepaalde prijs: de zogenaamde bruto- besomming. Van die bruto-besomming worden afslagkosten en de kosten voor ijs in mindering gebracht. Het bedrag dat dan overblijft is de netto-besomming. Hoe die netto-besomming precies verdeeld wordt, verschilt per vissersplaats. Veelal berusten die delingen op plaatselijke tra dities en op vroeger gemaakte afspraken, ken. Een tweetal verdelingen komt het meest voor. De eerste is die waarbij van de netto-besomming een bedrag wordt afge trokken voor premies voor sociale verze keringen, gas, olie, smeermiddelen en der gelijke. Wat er dan overblijft, wordt over schip en opvarenden verdeeld. Veelal telt daarbij het schip voor twee delen. Een voorbeeld: Wanneer het schip wordt bevaren door vijf man en de kotter zélf voor twee delen telt, dan ontvangt elk der opvarenden - inclusief de schipper/ eigenaar - een zevende deel van de op brengst, terwijl twee zevende delen aan het schip worden toebedeeld. De schipper beschikt zo over drie zevende delen, te weten een zevende als zijn deel in de opbrengst en twee zevende delen als eigenaar voor het betalen van de scheepshypotheek en voor het bestrijden van reparatiekosten, kosten van onderde len etcetera. Bij een andere verdeling van de netto besomming wordt vijftig procent gelijke lijk verdeeld over schipper en bemanning; de andere vijftig procent komt ten goede aan het schip. Vissers oefenen een niet ongevaarlijk be roep uit. De lange lijst van personen die op zee hun leven lieten is daarvan het trieste bewijs. Ook de forse verzekerings premies die op een vissersschip rusten spreken duidelijke taal. Vóór 1966 was het nog zo, dat de meeste vissers eigen verzekeringen moesten slui ten tegen ziekte, ongevallen, werkeloos heid en dergelijke. De niet-verzekerden waren bij ziekte of bij vergaan van het schip financieel aangewezen op de ge meente en de diaconie. In sommige plaat sen, zoals in Urk en Den Helder, kende men weliswaar een eigen onderlinge ver zekering, maar landelijk bestonden er geen afspraken. Dit deed in de loop der jaren in de visserij De deelvisserij is al eeuwenlang een bekend verschijnsel en is in onze moderne tijd, gezien de resultaten, een der succesvolste vormen van visserij- beoefening. Hoe komt dat, waarom treffen we juist in de visserij en nergens elders deze maatschapsvorm aan? Naar onze mening zijn hier in ieder geval de volgende factoren van belang. De deelvissers vormen een zeer beperkte groep personen, die binnen de beperkte ruimte van de kotter het zelfde beroep uitoefenen. De werkzaam heden van dat beroep lopen voor elk lid van de bemanning niet ver uiteen. Het werk richt zich maar op één soort produkt: de vis. De economische huis houding van zo'n vier- of vijf-mansbedrijf is niet gecompliceerd. Het beroep is voor een deel afhankelijk van de fortuin der zee", goede of slechte fortuin komt op, onafhankelijk van het werk van een individueel bemanningslid. Iedere week laat een af geronde produkt ie" zien: de bruto-besomming aan de afslag. Daaruit volgt tevens de netto-opbrengst, zodat iedere deelgenoot van week tot week weet wat hij mee naar huis neemt. Het is duidelijk, dat deze om standigheden in andere bedrijfstakken niet of in veel mindere mate voor komen. Op het belangrijkste punt van het succes van de deelvisserij werd ons door de heer J. Bakker, voorzitter van de Vissersvereniging te Den Oever, ge wezen. Want al eeuwen wordt het maatschapscontract geschraagd door de mede zeggenschap, die elk bemanningslid aan boord van een kotter heeft. Dat recht om mee te beslissen kweekt een sfeer van vertrouwen en een sfeer van: „ik ben uiteindelijk mede-verantwoordelijk voor het welzijn van die ander". In dat besef zet men zich in als team; men vecht voor eikaars belangen. Goede bedrijfsresultaten zijn dan de beloning voor het werk. het besef ontstaan, dat er bij de wet iets geregeld diende te worden. Geen enkele visser kon de gevolgen van een calamiteit zelf dragen. Die wettelijke regeling kwam er in 1966. Het vissersbedrijf viel vanaf dat moment onder de sociale wetgeving. De regelingen werden uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Administratie Kan toor. Het GAK voorzag o.a. in een uitke ring bij werkeloosheid van de schipper of van een van de opvarenden. De deelvisse rij vond echter meteen al dat deze GAK- uitkering perspectieven kon openen voor minder-werkwilligen en dat de regeling voor wat dat betreft niet voldeed. Boven dien - zo vonden de deelvissers - is de inzet van een maatschapsvisser zodanig, dat er van vrijwillige werkeloosheid geen sprake kan zijn. De inzet van een com plete bemanning bepaalt de hoogte van het inkomen van ieder lid ervan. Hoe gro ter de inzet, des te groter de opbrengst en des te hoger het individuele salaris. Als een visser door onvoorziene omstan digheden toch aan de wal moet blijven - bijvoorbeeld ten gevolge van reparaties

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 31