23
centrale banken doorgevoerd om ook op dit vlak een aan
de markt aangepaste orde van grootte te scheppen.
Naast dit concentratieproces binnen de Raiffeisenorgani-
satie vond sinds 1967 tussen deze organisatie en de
groep bedrijfscoöperaties overleg plaats over een nau
were samenwerking, daar de Raiffeisenbanken en de
Volkskredietbanken in de Duitse Bondsrepubliek op nage
noeg hetzelfde geestelijke fundament rusten en ook een
zelfde taakstelling hebben. Bovendien is de samenstelling
van hun leden- en klantenbestand in de laatste jaren
steeds meer gelijkenis gaan vertonen. Een nauwer sa
mengaan van beide grote coöperatieve organisaties zou
dan tevens de concurrentiesituatie beëindigen op meer
dan 1.000 plaatsen, waar beide groepen een vestigings-
punt hebben.
De besprekingen over een reorganisatie van de land
bouw- en industriecoöperaties, waarbij natuurlijk de bank-
groep op de voorgrond stond, konden in het kalenderjaar
1971 met succes worden afgerond. De besluitorganen
van beide toporganisaties - Deutscher Raiffeisenver-
band e.V. en Deutscher Genossenschaftsverband (Schulze-
Delitzsch) e.V. - hebben ultimo november 1971 het door
de overlegcommissie uitgewerkte en door vele andere
comités herhaaldelijk getoetste onderhandelingspakket
goedgekeurd. Het resultaat werd in een samenwerkings
overeenkomst vastgelegd.
In de inleiding van deze overeenkomst wordt gezegd, dat
het overleg tot het besluit heeft geleid, de concurrentie
positie van de beide coöperatieve groepen en dus ook
die van haar leden en klanten door samenwerking en,
voor zover mogelijk, door samensmelting te versterken.
„Het is te verwachten, dat deze samenwerking zowel in
het ressort van de individuele coöperatie als op het vlak
Dr. Baumann (Deutscher Genossenschaftsverband -
Schulze-Delitzsch - e.V.) en Dr. Dr. h. c. Th. Sonnemann
(Deutscher Raiffeisenverband e.V.) tijdens de oprichtings
vergadering van de organisatie.
van de gehele organisatie en van de middenstand, die
deze organisatie draagt, grote voordelen zal opleveren".
Met het oog op een daadwerkelijke belangensynthese en
harmonisatie van de structurele verschillen van de be
trokken coöperatieve organisaties, voorziet de overeen
komst, die voorlopig voor vijf jaren gesloten is, in een
samengaan vanaf 1 januari 1972 eerst op nationaal en
daarna ook op regionaal niveau. De termijn van vijf jaren
is gekozen om na afloop van deze periode de voorwaar
den van de samenwerking in zakelijk opzicht en met
betrekking tot het personeel opnieuw te kunnen onder
zoeken en dan een optimale definitieve oplossing te
vinden.
Ter uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst zijn
alle landbouw- en bedrijfscoöperaties in een overkoepe
lende organisatie met de naam „Deutscher Genossen-
schafts- und Raiffeisenverband e.V." en in drie juridisch en
financieel zelfstandige vakorganisaties ondergebracht. Zo
werd ten behoeve van het bankbedrijf, dat het meest
geïnteresseerd was aan een nauwer samengaan, het
„Bundesverband der Deutschen Volksbanken und Raiffei
senbanken e.V." opgericht. De agrarische verbruiks- en
dienstverleningscoöperaties werden in het „Bundesver
band der Raiffeisen-Warengenossenschaften e.V." en de
industriële verbruiks- en dienstverleningscoöperaties in
het „Zentralverband der genossenschaftlichen Grosshan
dels- und Dienstleistungsunternehmen e.V." samenge
voegd. Zowel de overkoepelende organisatie als de drie
nationale bonden zijn te Bonn gevestigd.
De samensmelting op nationaal niveau wordt nu, voor
zover niet reeds gebeurd, gevolgd door fusies op
deelstaat- en plaatselijk niveau. Ook hier zal door de
formatie van centrale organisaties per deelstaat en van
gemeenschappelijke centrale banken aan de eis tot
samenwerking worden voldaan. Dit wordt in hoge mate
begunstigd door het feit, dat de coöperatieve banken
reeds in de „Deutsche Genossenschaftskasse", gevestigd
te Frankfort am Main, een centrale bankinstelling, in de te
Wiesbaden gevestigde „Raiffeisen- und Volksbanken-
Versicherung" een gemeenschappelijke verzekerings
groep en in de „Bausparkasse der Volksbanken und Raif
feisenbanken", gevestigd te Schwabisch Hall, een ge
meenschappelijk bouwspaarfonds bezitten.
De ingevoerde samenwerking moet uiteindelijk tot een
sterke belangengemeenschap van middenstanders leiden,
die met handhaving van alle coöperatieve grondslagen en
met gebruikmaking van optimale economische middelen
de efficiency zal verbeteren en het concurrentievermogen
zal vergroten. Bij de centrale bankorganisatie zijn thans
6.400 coöperatieve kredietverenigingen met 12.500 bij
kantoren aangesloten, die gezamenlijk, afgemeten naar
hun balanstotaal, een marktaandeel van 13,8% en,
afgemeten naar de spaarinleg, een marktaandeel van
23,2% vertegenwoordigen. Het ledenbestand bestaat
voor 15% uit boeren en landbouwcoöperaties, voor
16% uit ambachts- en kooplieden, voor 57% uit arbei
ders, bedienden en ambtenaren en voor 12% uit beoefe
naars van vrije beroepen, gepensioneerden en andere
personen.