concentratie en samenwerking 22 dr. joachim kleinhans De schrijver van dit artikel is lid van het bestuur van het Bundesverband van de Duitse Volksbanken en Raiffeisenbanken. Hij is tevens lid van de redactie commissie van het tijdschrift Bankbetriebliche Information, alsmede redacteur van het maandblad Raiffeisen Rundschau. Beide bladen worden uitgegeven door de Duitse raiffeisenorganisatie. Tegelijk met de huidige bijdrage van dr. Kleinhans verschijnt een artikel van de hoofdredacteur van ons eigen blad in Bankbetriebliche Information, getiteld „Fusie in Holland". Sedert de jaren vijftig staat de ontwikkeling van het bankwezen in de Duitse Bondsrepubliek - en in de buurlanden zal het wel niet anders zijn - onder invloed van de volgende factoren: de structuurwijziging van stad en land, de successen van de welvaartsstaat, het begin sel van de vrije markteconomie, de beëindiging van de staatsbemoeienis ten aanzien van vestigingspolitiek, me dedinging en bankcondities. Ten gevolge daarvan is er tussen de verschillende bankgroepen een zeer heftige concurrentiestrijd ontbrand, die tot grote veranderingen in de structuur van het bankbedrijf leidt. Het beste bewijs hiervoor is de sterke concentratie in het bankwezen, die gepaard gaat met een krachtige uitbreiding van het aantal vestigingspunten tot in de kleinste plattelandsge meente. In de verticale expansie van het bestaande kredietappa raat zijn in de Duitse Bondsrepubliek de vooral fiscaal begunstigde publiekrechtelijke spaarbanken en de parti culiere grootbanken voorop gegaan. De coöperatieve kredietverenigingen konden als derde grote groep bij deze ontwikkeling natuurlijk niet lijdelijk blijven toezien, vooral ook omdat zij in de meeste gevallen van expansie ve vestiging wegens hun wijd vertakt vestigingennet het duidelijke aanvalsobject van de beide andere bankgroe pen waren. Daar komt nog bij, dat de coöperatieve kredietverenigingen in de Duitse Bondsrepubliek reeds geruime tijd naar een uitbreiding van hun tot dusver beperkte activiteitenpakket streven en, zoals alle andere bankgroepen, universele banken en banken voor iedereen willen zijn. Dat houdt echter automatisch de noodzaak van een capaciteitsvergroting der afzonderlijke coöperatieve ban ken in. En dit doel kan slechts worden bereikt door het creëren van moderne bankondernemingen met een be paalde minimale bedrijfsgrootte. Het beleid van de Raiffeisenbanken werd in het laatste decennium dan ook gekenmerkt door de tendens om door samenvoeging van afzonderlijke banken tot grotere eenheden de bedrijfseconomische nadelen op te heffen, die met haar grootte-structuur en decentrale opbouw verbonden zijn. Alleen al in de periode van 1960 tot 1971 zijn op deze wijze bijna 5.000 zelfstandige bankinstellin gen samengesmolten en in filialen omgezet. Als gevolg daarvan telde de Raiffeisenbankorganisatie per einde 1971 in totaal 5.680 hoofdkantoren met ca. 9.000 bijkan toren. Tegelijkertijd werd een fusie van gewestelijke

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 24