veel woningbouw
grote spaarneiging
mijlpaal
21
gezien ongeveer op hetzelfde niveau als in de beide
voorgaande jaren. Een uitzondering vormen de
veehouderijbedrijven; daar liggen de verstrekkingen van
nieuwe leningen aanzienlijk boven het niveau van de
beide voorgaande jaren. De gunstige prijsontwikkelingen
in deze sector in 1971 spelen daarbij ongetwijfeld een
belangrijke rol. De verstrekkingen van nieuwe leningen
aan tuinders liggen ongeveer op hetzelfde niveau als in
1971. De conjuncturele ontwikkelingen spelen bij de
aarzelende investeringsanimo een rol. Daarnaast lijkt het
waarschijnlijk, dat een aantal agrarische ondernemers
investeringsbeslissingen heeft uitgesteld in afwachting
van de op handen zijnde rentesubsidieregeling voor deze
bedrijfstak.
Volgens de eerste gegevens over de niet-agrarische
bedrijven, is daar sprake van een gestegen vraag naar
leningen, mogelijk mede veroorzaakt door een geleidelijk
groeiend marktaandeel van onze banken in deze sector.
De verstrekkingen van leningen ten behoeve van de
woningbouw zijn zeer sterk toegenomen. Daarbij spelen
verschillende factoren een rol. Op de eerste plaats is dat
de aanpassing van de subsidieregeling aan de gestegen
bouwkosten en de versnelde afgifte van bouw
vergunningen. Ook de gunstige weersomstandigheden
voor de bouw hebben de verstrekkingen in deze sector
beïnvloed. Van groter belang echter achten wij de
verlichting van de rente- en aflossingsvoorwaarden voor
dit soort leningen, die met ingang van het verslagjaar is
doorgevoerd, de ruimere liquiditeitspositie van onze
banken en de opschorting en later opheffing van de
kredietbeperkende maatregelen van De Nederlandsche
Bank. Het samengaan van al deze factoren heeft zowel
de kredietvraag uit deze sector als de honorering van die
vraag sterk bevorderd.
Bij de kredieten in rekening-courant was in de verslag
periode sprake van een sterkere daling dan in voorgaande
jaren, met name bij de raiffeisenbanken. Een belangrijke
oorzaak hiervoor moet worden gezocht in de
achterblijvende investeringen in de landbouw.
De effectenportefeuille van de aangesloten banken
onderging in de eerste zeven maanden een aanzienlijke
uitbreiding. Zowel boerenleenbanken als raiffeisenbanken
hebben als gevolg van een zeer ruime liquiditeitspositie
hun effectenportefeuille uitgebreid met pandbrieven van
de N.V. Boeren-Hypotheekbank en met deposito
obligaties.
Was 1971 een bijzonder goed spaarjaar, de aanwas van
spaargelden in de verslagperiode vertoont een soort
gelijke ontwikkeling. Dat is niet alleen het geval bij onze
banken, maar ook bij de andere traditionele
spaarinstellingen en bij de handelsbanken. Bij de
Rijkspostspaarbank liggen de inlegoverschotten zelfs
zeer aanzienlijk boven het hoge niveau van 1971.
De aanwas van spaargelden bij de banken wordt
belangrijk beïnvloed door de inflatie en de conjunctuur
verwachtingen. De sterke inflatie wordt mede gekenmerkt
door een belangrijke stijging van de nominale inkomens
van de particulieren. De onzekerheden met betrekking
tot de conjuncturele ontwikkeling leiden ertoe, dat meer
middelen gereserveerd worden. Ook de verminderde
investeringsanimo van bedrijven beïnvloedt de spaar-
aanwas positief.
De relatief hoge rente voor spaargelden heeft tot gevolg,
dat een groot deel van deze middelen op spaarrekeningen
terecht komt. Een te verwachten verbetering van de
conjunctuur zal de spaarneiging doen afnemen. De
gegevens over juli en augustus wijzen al in die richting.
De belangstelling voor termijndeposito's buiten de
Stichting Spaarbank is vanwege de relatief lage rente
geringer dan in voorgaande jaren. De tegoeden op
privé-rekeningen nemen eveneens minder sterk toe dan in
1971. De renteverlaging in april heeft de tendens om op
privé-rekeningen minimale saldi aan te houden versterkt.
Bovendien is er sprake van een afnemende groei van het
aantal nieuwe privé-rekeningen als gevolg van het
afnemend aantal bedrijven, dat de salarissen nog niet
giraal betaalt. De groei van de tegoeden op zakelijke
rekeningen-courant is vrij sterk. Daarbij speelt evenals
bij de kredieten in rekening-courant, het lage
investeringsniveau van bedrijven een belangrijke rol.
Uiteindelijk resulteerde de beschreven ontwikkeling bij de
gezamenlijke aangesloten banken in een stijging van het
balanstotaal met 8,5 procent tot 23,7 miljard. In dezelfde
periode van 1971 beliep die stijging 8,7 procent.
Het gecombineerde balanstotaal van de organisatie als
geheel bereikte per eind juni de mijlpaal van 25 miljard.
Het gemiddelde uitzettingspercentage van de aangesloten
banken vertoont een daling, wat een negatieve invloed
hééft op de rentemarge. Daartegenover hebben de
verlagingen van debet- en creditrentetarieven en de
verhoging van een aantal provisietarieven per 1 januari
en per 1 juli per saldi een positieve invloed op de rente-
en provisiemarge. De bedrijfskosten zullen, naar het zich
laat aanzien, onder andere als gevolg van een beperkte
personeelstoename, relatief minder sterk stijgen dan in de
afgelopen jaren. Wij verwachten dan ook dat uiteindelijk
de stijging van de rente- en provisiemarge ruimschoots
voldoende zal zijn om die van de bedrijfskosten op te
vangen.