borgstellingsfonds voor de landbouw totale garantieverplichtingen namen in 1971 toe tot f 442 miljoen 19 b. varekamp Het Borgstellingsfond voor de Landbouw heeft gedurende het jaar 1971 voor ca. 108 miljoen aan garanties afgegeven, aldus het Jaarverslag voor 1971. Indien op dit garantiebedrag in mindering worden ge bracht de verplichtingen in het kader van de „Financiering zware stookolie" dan bedroeg de garantieverlening 94,3 miljoen. Een daling t.o.v. 1970 met ca. 19,5 miljoen. Evenals het voorgaande jaar had de sector tuinbouw in het totale garantiebedrag en in het aantal garanties het belangrijkste aandeel. De bovengenoemde daling deed zich zowel bij de sector tuinbouw als landbouw voor. Het percentage toegewezen aanvragen wijkt echter wei nig af en bedroeg 23%. De belangrijkste reden van afwijzing wordt gevormd door een onvoldoende vertrou wen in de capaciteiten van de ondernemer en/of het financiële weerstandsvermogen van het bedrijf. In de sector landbouw heeft 85%, in de sector tuinbouw 75% van de afwijzingen hierop betrekking. Schaalvergroting vormt het belangrijkste aspect bij de medewerking aan financieringen. In de sector tuinbouw daalde het aantal bedrijven met een kleinere glasopper vlakte dan 5.000 m2 van 56% voor de investering tot 32 na de investering. 1 De met medewerking van het Fonds verrichte investerin gen richtten zich vooral op de sectoren, waar een positieve rentabiliteit aanwezig is. Bij de varkensstallen namen het aantal garanties gedurende het laatste jaar sterk af t.o.v. de voorgaande jaren (1968: 79; 1969: 232; 1970: 274 en in 1971: 78 stuks) terwijl de garantieverlening bij de bouw van rundveestallen een toename vertoonde. In de sector tuinbouw werden in 1971 met borgstelling van het Fonds meer verwarmde glasopstanden gebouwd in de bloemisterij dan in de sector groenteteelt. Hoe belangrijk de medewerking van het Fonds is bij de realisatie van investeringen, moge blijken uit het aandeel van de bij de garantieverlening bestede totale bedragen aan financieringen. De garantieverlening ad ƒ39,9 miljoen in de landbouw en 45 miljoen in de tuinbouw had betrekking op totale financieringen van resp. ƒ110 mil joen en 96,7 miljoen. Het aandeel van het Fonds bedroeg derhalve 36 en 46 bij deze financieringen. In het kader van de bijzondere financieringsregelingen werd middels de overbruggingsfinanciering fruitteelt en de financiering zware stookolie in het verslagjaar 20,6 miljoen aan garanties verleend. Voor de fruitteelt bedroeg het aantal toegewezen aanvragen 256, waaronder 115 bedrijven waren, die ook in 1969/70 gebruik hadden gemaakt van deze regeling. Het aantal toewijzingen voor de „stookolieregeling" was aanzienlijk groter en bedroeg 2859, terwijl aanvullend nog 1.229 goedkeuringen werden afgegeven. In het kader van deze regeling is in totaal voor ƒ21,5 miljoen aan garanties verstrekt, waarvan voor 13,9 miljoen in het verslagjaar. Per ultimo 1971 was op deze verplichtingen, welke geheel vervielen voor 1-10- 1971, voor een bedrag ad 6 miljoen nog niet terugbe taald. De totale garantieverplichting bedroeg per ultimo 1971 442 miljoen. Ongeveer 22 miljoen hiervan is het gevolg van het niet tijdig nakomen van de verplichtingen. T.o.v. vorig jaar is dit bedrag aanzienlijk gestegen. Exclusief de achterstalligheid in de stookolieregeling nam het bedrag toe van 13,7 miljoen tot 16,3 miljoen. De sector tuinbouw steekt daarbij ongunstig af t.o.v. de landbouw. Van de totaal 4.646 achterstallige posten heb ben 3109 betrekking op de tuinbouw. Hetzelfde kan geconcludeerd worden ten aanzien van de achterstallige jaartermijnen. Voor de landbouw is 79% van deze posten 1 jaar achterstallig, terwijl dit voor de tuinbouw resulteert in 67 De schade voor het Fonds bedroeg over 1971 ƒ2,2 miljoen, waarbij de grootste schade werd veroorzaakt door de sector groenteteelt (ƒ1,6 miljoen). Hoewel een nadere specificatie hiervan niet wordt gegeven, zal dit zeer waarschijnlijk vooral voortkomen uit die regio's in de tuinbouw, waar de echte centrumfunctie ontbreekt. Krachtens verhaalrecht werd in 1971 ontvangen 312.600,-, waardoor het feitelijk jaarverlies minder komt te bedragen. Aangenomen mag worden, dat dit bedrag voor een belangrijk gedeelte is ontstaan door de bereidheid van het Fonds om in te stemmen met een akkoordaanbieding tegen finale kwijting. Gedurende het boekjaar werd voor een bedrag van 646.000,- finale kwijting verleend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 21