kwantitatieve kredietbeperking kwalitatieve kredietbeperking buitenland 18 kasreserve en discontopolitiek dat het aantrekken van de geldmarkttarieven een toe vloed van buitenlands kapitaal uitlokt. Elders in ons blad kan men lezen hoe de geld- en kapitaalmarkt reageerden op de maatregelen van De Nederlandsche Bank. Volledigheidshalve zal ook dit instrument van monetaire politiek nog genoemd worden, hoewel op 19 juli 1972 de kwantitatieve kredietbeperkingen, behoudens de restric ties ten aanzien van de persoonlijke leningen, zijn opgeheven. Dit instrument had tot doel de toename van de krediet verlening te beheersen. Men kende een norm voor het lange bedrijf en één voor het korte bedrijf. Bij het lange bedrijf hield de norm in, dat de lange activa niet meer toe mochten nemen dan de lange passiva. Bij de gedragslijn ten aanzien van de korte kredietverle ning werd telkens voor een aantal maanden vastgesteld, met welk percentage ten opzichte van de gemiddelde stand der korte kredietverlening van een aantal basis- maanden in het verleden de korte kredietverlening mocht toenemen. Indien de collectiviteit der banken de norm overschreed, dan dienden de individuele instellingen, die de norm te boven waren gegaan, een renteloos tegoed aan te houden bij De Nederlandsche Bank. In de jaren 1969, 1970 en 1971 bedroeg de norm voor de toename van de korte kredietverlening bij de handelsbanken en de land- bouwkredietbanken respectievelijk 11 9,5% en 9%. Het besluit tot opheffing hing samen met de conjuncturele omstandigheden, waarin de geringe investeringsactiviteit de kredietverlening wel binnen de normen zou houden. Bovendien werkte het systeem van directe kredietbeheer- sing de verstarring van de concurrentieverhoudingen in de hand. In juni jl. werd in ons blad gewag gemaakt van een op stapel staand systeem van indirecte krediet- beheersing. reservenpolitik. De eerste twee zijn nagenoeg gelijk aan de Nederlandse disconto- en openmarkt-politiek. De Mindest- reservenpolitik, die enige verwantschap vertoont met de kasreserve-regeling koppelt een renteloos tegoed van de banken bij de Bundesbank aan de toevertrouwde gelden. Voor crediteuren in rekening-courant van ingezete nen kan het maximale percentage 30 bedragen, voor deposito's van ingezetenen 20 en voor spaargelden van ingezetenen 10. Voor toevertrouwde gelden van niet- ingezetenen zijn de percentages veel hoger: momenteel zelfs 50 voor rekening-courantgelden. Voorts hangt het percentage ook af van de grootte van de bankinstelling en de plaats, waar zij gevestigd is. Om misverstanden te voorkomen zij opgemerkt, dat in de Mindestreservenpolitik in feite een brok bedrijfseconomi sche liquiditeitseis opgesloten zit. Dit systeem komt men meer tegen in het buitenland, waar de scheiding tussen bedrijfseconomische en monetaire normen niet zo strikt is als in Nederland. In België kent men een systeem van kredietbeheersing, dat grote gelijkenis vertoont met het Nederlandse. Zo kent men ook in België de tweedeling van directe - kwantitatieve en selectieve kredietcontrole - en indirec te kredietbeheersing - disconto- en openmarkt-politiek en bankcoëfficiënten. Eén van die bankcoëfficiënten is de zogenaamde monetaire reservecoëfficiënt, die inhoudt dat de banken een bepaald percentage van de korte toevertrouwde gelden bij de Nationale Bank van België moeten aanhouden. Deze monetaire reservecoëfficiënt bedraagt thans 5% en is de laatste keer van toepassing geweest van augustus 1964 tot juli 1965. Ten aanzien van de kwalitatieve kredietbeperking kan De Nederlandsche Bank slechts aanwijzingen geven met betrekking tot bepaalde vormen van kredieten, zoals de huurkoopfinanciering en het verstrekken van persoonlijke leningen. Het spreekt vanzelf, dat De Nederlandsche Bank met de hantering van meerdere instrumenten tegelijkertijd haar monetaire politiek inhoud wil geven. De mate van effecti viteit van haar beleid hangt niet alleen af van de combinatie van de instrumenten, doch hangt mede af van de mate waarin De Nederlandsche Bank een „greep" heeft op die instellingen, die niet onder de regelingen vallen doch wel in monetair opzicht relevant zijn. Ook in het buitenland kent men systemen van kredietbe heersing, die tot doel hebben de geldwaarde van het betreffende land zoveel mogelijk te stabiliseren. In de Duitse Bondsrepubliek heeft de Bundesbank de be schikking over het volgende instrumentarium: disconto- politiek, openmarkt-politiek en de zogenaamde Mindest-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 20