internationale samenwerking 14 spaar- en kredietcoöperaties om de transformatie te bevorderen van liquide beleggingen in beleggingen op lange termijn. De kredietzekerheden zijn onderwerp van een andere werkgroep. Vooral een regeling van de borgtocht is aan de orde. Het blijkt hier duidelijk hoe moeilijk de opgave is om in zaken als deze te komen tot een harmonisering van de bestaande rechtsregels. Verder zal men zich binnenkort bezighouden met een voorstel van de Europe se Commissie om een zgn. Europese Economische Belan gengemeenschap mogelijk te maken. Dat zou een rechts- constructie moeten zijn, waardoor kleinere en middelgro te bedrijven de mogelijkheid krijgen om over de grenzen heen samen te werken, zonder dat dit fusie zou behoeven te betekenen. Die rechtsconstructie kon wel eens van bijzonder veel belang worden voor de Europese samen werking tussen coöperaties. Dan is ook de harmonisering van het toezicht op het bankwezen aan de orde. Dat gaf de eigenlijke stoot aan onze vereniging, want met dit onderwerp wordt de essentie van de coöperatieve banken geraakt. De bestu dering van de aanvankelijke voorstellen van de Europese Commissie heeft ons de overtuiging geschonken, dat op een aantal punten met de eigen situatie van de coöpera tieve banken onvoldoende is rekening gehouden. Dit betreft met name ook de vraag naar de mate, waarin bij het stellen van de eis van een bepaald eigen vermogen met de beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid van de leden wordt rekening gehouden. De heer Van Campen zei, dat het laatste woord over deze zaken stellig nog niet is gezegd. Zo men weet kent de E.E.G. ook diverse financieringsre gelingen, thans alleen nog voor de landbouw, straks ook voor niet-agrarische bedrijven. Een werkgroep volgt deze ontwikkeling op de voet. Zij is van mening, dat de coöperatieve banken ingeschakeld moeten worden bij de uitvoering van deze financieringsregelingen en dat zij goede diensten kunnen bewijzen, zowel bij het indienen van aanvragen als bij de afwikkeling van de toegekende aanvragen. Voor de Vereniging kan het, aldus de heer Van Campen, een moeilijkheid vormen, dat juist in de vier nieuwe lid staten van de E.E.G., die per 1 januari 1973 toetreden, nauwelijks of geen coöperatieve spaar- en kredietorgani saties werkzaam zijn. Daarom lijkt het wenselijk ter ver sterking van de Vereniging het lidmaatschap niet te be perken tot coöperaties in formele zin, maar om het ook open te stellen voor instituten als de Volksbanken, die de financiering van het midden- en kleinbedrijf tot hun doel stelling hebben en die de winstuitdeling op gestort kapi taal niet tot hun doelstelling rekenen. Over dit onderwerp bracht dr. J. Kleinhans, te Bonn, een nota uit. Het citaat waarmee deze nota begint is te mooi en ad rem, dan dat we het hier niet zouden overnemen. Het is van prof. Louis Reboud, die op de C.E.A.-C.I.C.A.- vergadering van september 1971 in Florence verklaarde: „Ik was inderdaad verbaasd over het strikt nationale Boven: De heer S. Lindquist uit Zweden aan het woord. Zittend dr. A. Auner uit Oostenrijk. Onder: De tolken wisselen ervaringen uit. karakter van de coöperatieve kredietinstituten in een tijd, waarin de grenzen opener geworden zijn en waarin de valutacrises ons er dagelijks aan herinneren, dat wij, of we het willen of niet, in een solidarische en van elkander afhankelijke wereld wonen. Ik vind het maar wonderlijk te zien hoe de centrale instellingen en hun dochteronderne mingen systematisch binnen hun oude nationale grenzen blijven, terwijl de handelsbanken onderling op Europees niveau afspraken maken en zich inspannen hun zakenbe leid in Noord- en Zuid-Amerika te coördineren. Dit heeft mij te meer verwonderd, omdat ik niet begrijp, wat gezien zijn idealen het coöperatiewezen ervan weerhouden kan om met behoud van zijn geest en werkwijze internatio naal te worden Overigens was reeds vóór deze uitspraken besloten een aparte werkgroep in te stellen voor de bestudering van de vraag of intensivering van de internaionale samenwer king tussen kredietcoöperaties wenselijk en mogelijk is. De nota van dr. Kleinhans bevat de bevindingen van deze commissie. Wij volstaan hier verder met de mededeling, dat de commissie van mening is, dat samenwerking moet worden bevorderd en dat zij daarbij een weloverwogen geleidelijke methode wil volgen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 16