do c.e.a-c.i.c.a.
werkgroep
in utrecht
12
de jeugd
De regelmatig bijeenkomende werkgroep voor het coöpe
ratieve landbouwkrediet, ingesteld door de Confédération
Européenne de l'Agriculture en de Confédération Interna
tionale du Crédit Agricole heeft op 18 en 19 september in
Utrecht vergaderd. Uit elf Europese landen waren ver
tegenwoordigers van coöperatieve bankorganisaties aan
wezig.
De opening geschiedde door Jhr. mr. dr. O. F. A. H. van
Nispen tot Pannerden, lid van het bestuur van de
Utrechtse Centrale Bank. Deze herinnerde eraan, dat de
werkgroep in juni 1970 ook in Nederland vergaderde en
dat toen de Eindhovense Centrale Bank als gastvrouw
optrad. De deelnemers aan die bijeenkomst konden toen
niet vermoeden, dat 1970 voor de Nederlandse coöpera
tieve banken een bijzonder belangrijk jaar zou worden.
Immers in september van dit jaar werd het gezamenlijk
besluit om te streven naar een zoveel mogelijk samen
gaan van Centrale Banken en hun organisaties bekend
gemaakt. De heer Van Nispen vond hier gerede aanleiding
in om de aanwezigen iets te vertellen van de wijze
waarop de beide Centrale Banken sindsdien te werk
gegaan zijn om tot eenheid te geraken. Niet vergeten
werd daarbij de grote betekenis, die het overeg in de
breedte der beide organisaties gehad heeft. De heer Van
Nispen zag tenslotte in de bijeenkomst een goed
voorbeeld van op de toekomst gericht denken en dankte
de deelnemers dat zij zich in de hun voorgelegde
vraagstukken willen verdiepen.
Een kort welkomstwoord werd tevens gesproken door dr.
J. F. G. Schlingemann. Hij deed dit als plaatsvervanger
van prof. dr. F. W. J. Kriellaars, vice-president van de
C.E.A., die verhinderd was de bijeenkomst bij te wonen.
De conferentie stond onder leiding van de voorzitter van
de werkgroep, Jhr. mr. J. C. Greven. Soepel gebruikma
kend nu eens van de Duitse en dan weer van de Franse
taal wist hij de goede toon te treffen en bovenal de vaart
erin te houden. Dit laatste was ook nodig, want de
agenda telde vele punten. De discussies werden zeer
geholpen doordat er een zgn. simultaan-vertaalinstallatie
aanwezig was, door middel waarvan een aantal tolken
gelijktijdig het gesprokene in een aantal talen konden
weergeven.
In zijn inleiding prepareerde de heer Greven de aanwezi
gen reeds op de diverse punten van de agenda. Hij wees
erop hoe die agendapunten een logisch vervolg zijn van
hetgeen in vorige bijeenkomsten reeds is besproken. De
werkgroep zet daarmee zijn weg voort door het brede
terrein, dat alle credietcoöperaties gemeen hebben. Het
is de afwisseling van vraagstukken, die het onderzoek in
de werkgroep boeiend maakt.
Enkele van die vraagstukken willen wij hier aanstippen.
Daarbij moet men echter wel bedenken, dat het hier een
werkgroep betrof, die een permanent karakter heeft en
daarom in zijn periodieke vergaderingen voortschrijdt met
zijn onderzoek. Men heeft verschillende zaken bij de kop.
Daarvoor zijn aparte commissies ingesteld, die op de
bijeenkomsten rapport uitbrengen. Soms zijn dat uitvoeri
ge rapporten, soms alleen maar voorlopige mededelingen
over wat men zich voorstelt te gaan doen. Het is steeds
een bewerkelijke zaak een onderwerp uitputtend voor te
bereiden, want een daarmee belaste commissie moet
eerst zijn grondmateriaal verzamelen uit de organisaties
van de elf landen, die deel uitmaken van de werkgroep.
Daartoe behoren naast de E.E.G.-landen ook Finland,
Polen, Zweden, Zwitserland en Oostenrijk.
Zo is er een commissie, die de rentabiliteit van de
kredietcoöperatie tot onderzoekgebied heeft. Haar voor
zitter, dr. Braun, president van de Confédération Nationale
du Crédit Mutuel te Parijs en president van de Banque
Fédérative du Crédit Mutuel te Straatsburg, legde uit dat
men voor ieder land bepaalde essentiële gegevens wil
vaststellen, waardoor de rentabiliteit wordt beïnvloed.
Daartoe is door de commissie met zorg een enquête
formulier opgesteld en aan de organisaties in de verschil
lende landen toegezonden. De ontvangen antwoorden
toonden echter aan, dat deze zaak dermate belangrijk en
complex is, dat thans nog geen conclusie kan worden
getrokken. Daarvoor is verdere diepgaande studie nodig.
Meer tekening kwam echter al naar voren in het rapport,
dat namens de studiegroep „Jeugd en kredietcoöperatie"
door dr. G. Schlenck van de Raiffeisen-Zentralkasse Tirol
te Innsbrück werd uitgebracht. Ook dat onderzoek is nog
niet voltooid, maar de informaties, die uit de verschillen
de landen verkregen zijn, hebben toch al wat interessante
gegevens opgeleverd. Alle deelnemende landen, op twee
na, besteden bijzondere aandacht aan de jeugd. Vast staat
echter, dat de jeugd vooral nog veel meer aandacht
waard is dan wij tot nu toe gewend zijn aan haar te
besteden. Met onze internationale prijsvragen lijken wij
op de goede weg te zijn. De deelname aan die prijsvra
gen is verblijdend groot.
Dr. Schlenck is ervan overtuigd, dat de jeugd aanspreek
baar is. Het is noodzakelijk, dat de studiegroep Jeugd
haar werk voortzet. Zeer belangrijk is, dat we inzicht
krijgen in wat de jeugd zelf wil en wat haar gewoonten
en gedachten zijn op het gebied van sparen. De indruk is
wel verkregen, dat de jeugd het sparen vaak eenzijdig
ziet. Men vindt het vaak ouderwets en voelt er een
patriarchistisch element achter. Zeer interessant is, dat
uit enquêtes naar voren gekomen is, dat de jeugd niet
warm loopt voor doelsparen. Die binding ligt de jongeren
niet, men wil vrij zijn met het gespaarde bedrag te doen
wat men wil.
Enig inzicht is verkregen in de vraag wat de werkende
jeugd met zijn uitbetaald loon doet. Van deze jeugdige
loontrekkenden zou 57% een deel naar de bank bren
gen, terwijl 43% alles thuis bewaart. Jongeren, die hun
loon op een salarisrekening uitbetaald krijgen, bleken