naar de college banken... 7 I I Men weet wat er aan de hand is. Om in de collegebanken te mogen aan schuiven moet de student aan het begin van het komend academisch jaar vijfmaal zoveel collegegeld betalen als vroeger: de „f 1.000,- van De Brauw". Meestal komt daar nog 100,- inschrijfgeld bij, zodat de student 1.000,- of f 1.100,- op tafel moet leggen, alvorens hem de toe gang tot het wetenschappelijk voedsel ont sloten wordt. Dat die f 1.000,- eis in studentenkringen slecht gevallen is, - heel zacht gezegd! - is maar al te duidelijk. In de ogen van de buitenstaander lopen de verschillen van mening en de handtastelijke uitingen daar van soms wel bijzonder hoog op. De oor zaak daarvan is gemakkelijk te vinden. De universitaire wereld worstelt met enorme problemen: een niet meer normaal te ver werken toeloop van studenten en een als maar voortwoekerende stijging van de kos ten. Achter het verzet tegen die f 1.000- staat een andere kijk dan die van oud minister De Brauw en daar hier verschillen de visies botsen, die ook andere universi taire problemen raken, worden de zaken scherp gesteld. En studenten doen dat nu eenmaal van ouds graag lekker fel! Wij kiezen in deze beslist belangrijke zaken geen partij. Als bank houden we ons bij onze leest. Dat is in dat geval het bieden van financieringsmogelijkheden, die zo goed mogelijk bij de cliënt passen. Ook wanneer die cliënt student is! En daar had den we een onverdachte aanleiding voor. Want naast de principiële bezwaren, die op grond van hun visie onder de studenten leven tegen de betaling van de 1.000,-, werd ook als argument tegen de verhoging gehoord: wij kunnen niet betalen. Tal van studenten zouden hun studie moeten op geven, althans in grote financiële moeilijk heden geraken. Om daarin een uitweg te bieden, hebben wij onze financieringsrege ling collegegelden ontworpen. Een regeling a prendre ou a laisser: men hoeft niets, maar kan er desgewenst gebruik van ma ken. Ondertussen hebben we het wel ge weten! Zelden is in zo'n kort tijds bestek zoveel publiciteit aan onze organisatie ten deel gevallen. Iedere radio- luisterende-huisvrouw wist je te vertellen, dat een student zo maar f 1.000,- kon krij gen. Hier en daar was ons initiatief zelfs voorpaginanieuws. Het had er alles van dat onze organisatie er in geslaagd was een stunt uit te halen. Toch is dat allerminst de opzet geweest en het is jammer, dat door die publiciteit onze bedoeling enigszins ver troebeld is. Deze zomer werden wij met het probleem van de studenten geconfronteerd. Aan een bepaalde universiteit bijv. zouden volgens de studentendecaan plm. 10 van de studenten door de verhoging van het collegegeld in moeilijkheden komen en aan andere universiteiten zou dat een nog veel hoger percentage zijn. Er is toen een bijeenkomst belegd met een elftal aangesloten banken uit de universi- teits- en hogeschoolsteden om te kijken of wij hier iets kunnen doen. Daarin is de rege ling ontworpen. Waar het ons nu om gaat is, dat uit het verslag van die bijeenkomst evenals uit latere interne stukken heel uit drukkelijk naar voren komt, dat het beslist niet de bedoeling moet zijn om met de rege ling publiciteit te zoeken. We moeten, zo heette het ergens, „ons niet engageren met de emotioneel geladen collegegeld-proble matiek". Het is daarmee wel iets anders ge gaan dan wij voorzien hadden. Ondertussen is hiermee duidelijk gemaakt, hoe wij tegen over die problematiek willen staan: we staan er buiten. En als men van bepaalde studentenzijde onze regeling als een dwars ligger ziet voor bijv. een boycotactie, dan laten we dat maar langs ons heen glijden. Op de regeling zelf hebben wij tot nu toe geen kritiek gehoord. Of het moest zijn de opmerking: ze willen nu nog aan ons, studenten, verdienen ook. Maar dat zal wel onder „de kreten, die men in het heetst van de strijd slaakt" moeten worden gerangschikt. De voorwaarden en vooral de rentevoet spreken voor zich zelf. Wij gaan heus niet zover, dat we dit een sociale regeling willen noemen, maar dur ven toch wel vol te houden, dat wij ons in dezen toch wat anders dan puur commer cieel hebben opgesteld. En dat is onze organisatie van ouds niet vreemd. Als we daarmee een groep studenten uit hun moei lijkheden kunnen helpen, dan is ons doel bereikt. Iemand - mogelijk ook uit onze kring - zal misschien zeggen: wie financiert nou stu denten, want die hebben (nog) geen .gevoel voor verantwoordelijkheid, ze leven er maar op los van de centen van een ander. Dit is natuurlijk evenmin waar als van elk andere bevolkingsgroep. Tekenend is dat geen van het bovengenoemd elftal banken slechte ervaringen had met rekeninghoudende stu denten. Studenten willen zelfstandig zijn. Liefst ook financieel. Vandaar ook hun betrokkenheid bij de vraag hoe de lasten van de studie tussen de gemeen schap en de student verdeeld moeten wor den. Op die vraag zijn verschillende ant woorden te geven, zoals ook blijkt uit het rapport van de Staatscommissie Andries- sen. Een daarvan - en dat zou ook ons als bank kunnen raken - spreekt zich uit voor financiering van de studiekosten, die dan later al dan niet integraal door de student uit zijn inkomen moeten worden terug betaald. Wij onthouden ons van een oor deel over deze antwoorden - hoe boeiend en actueel de kwestie ook is - maar voor het geval ooit voor enig systeem van finan ciering van studiekosten gekozen mocht worden, menen wij dat de staat beslist niet vanzelfsprekend de enige financier hoeft te zijn. Als het gaat om rentedragende lenin gen, kan men immers bij de banken aan kloppen. Het is hun terrein en zij zullen zich inspannen een voor de student geschikte en aantrekkelijke regeling te bieden. Onze coöperatie zou zich daar zeker voor in zetten. Nogmaals, of zo'n systeem van financiering gewenst is of niet, blijve rusten. Maar dit is zeker: een bank zal alleen iemand financie ren, die zij als een volwassen, zelfstandig mens beschouwt, in staat de verantwoorde lijkheid van schuld onder redelijke voor waarden te dragen. Wij menen, dat de stu denten terecht zó gezien willen worden en dat ook hun „onafhankelijkheidsgevoel" niet aangetast wordt als ze zich door een bank zouden laten financieren. Dat eist trouwens in eerste instantie van hen zelf een eigen beslissing. De strijd rond de collegegelden brengt ten tijde van het schrijven van dit stukje grote koppen in de krant. We wachten maar af, wat dit voor de regeling collegegelden gaat betekenen. Hoe het zij, de student zal, zo hij dit wenst, zonder dwang en onder eigen verantwoordelijkheid met ons over financie ringsmogelijkheden kunnen spreken. J.R.H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 9