het lidmaatschap van de nieuwe centrale bank essentieel: verbondenheid aan een centraal instituut 5 mr. c. j. b. ebeling Nadat in de beide algemene vergaderingen van 9 en 30 mei van dit jaar de besluiten tot het aangaan van een fusie waren genomen en de Coöperatieve Raiffeisen- Boerenleenbank in verband met deze beslissingen haar statuten had .gewijzigd, zijn de banken van de Utrechtse en Eindhovense organisatie uitgenodigd lid te worden van de nieuwe Centrale Bank. Van deze gelegenheid is inmiddels door een groot aantal banken gebruik gemaakt en dagelijks komen nieuwe aanmeldingsformulieren binnen. Door sommige banken wordt echter, in plaats van het aanmeldingsformulier aan ons de vraag voorgelegd of het bestuur en de raad van toezicht van de plaatselijke bank volgens de statuten bevoegd zijn, zonder goedkeuring van de ledenvergadering, of wat meer juridisch gezegd, zonder statutenwijziging, het lidmaatschap van de nieuwe Centrale Bank te aanvaarden. In de statuten staat immers de naam van de Centrale Bank, waarbij men als lid is aangesloten, uitdrukkelijk genoemd, terwijl die statuten tevens voorschriften bevat ten, die bij wijziging van die bepaling in acht genomen moeten worden. Waaraan, zo vraagt men, kan het bestuur de bevoegd heid ontlenen om lid te worden van de nieuwe Centrale Bank, zonder wijziging van de statuten. Bij de beantwoording van deze vraag kan er in de eerste plaats op worden gewezen, dat de structuur van de plaatselijke banken en de wijze waarop de statuten, waar in de grondslagen van hun bestaan zijn neergelegd, zijn ingericht, erop wijzen dat zij hun bedrijf voeren binnen het kader van een grote organisatie en in relatie met een door hen te zamen gevormde Centrale Bank. Ter bescherming van de belangen van al diegenen, die met de banken zaken doen, maar vooral ter bescherming van de leden, die voor de financiële verplichtingen van hun bank onbeperkt aansprakelijk zijn, is in de statuten naast de eigen taak van bestuur en raad van toezicht aan de Centrale Bank medeverantwoordelijkheid gegeven voor een aantal beslissingen. Deze medeverantwoordelijkheid blijkt uit de goedkeuring, die de Centrale Bank op een aantal beslissingen moet geven. Wanneer nu, ten gevolge van een besluit tot fusie met een soortgelijke organisatie de centrale, waarvan men lid is, ophoudt te bestaan, dan zal de structuur van de plaatselijke banken, die gericht is op een verbonden zijn met een centraal instituut, met zich meebrengen, dat de banken zich aansluiten bij deze nieuwe Centrale Bank. Hiertoe zal te meer aanleiding bestaan nu de nieuwe centrale feitelijk een voortzetting is van de Centrale Banken van Eindhoven en Utrecht, welke in de loop van dit jaar nog in ontbinding treden en dus ophouden de vervolg op pagina 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 7