wob 3 de naam Terugblikker telkenmale zo le zenswaardig over ons verleden weet te schrijven, niet van plan de eerste 75- jarigen zo maar te laten passeren. Deze maand kunt u hem volgen op zijn onder zoekingstocht naar de jeugd van die oude banken. ZELFSTANDIG LIQUIDITEITSBELEID Van groot belang voor de nieuwe Centrale Bank en de bij haar aangesloten banken zal het liquiditeitsbeleid zijn. Ook de be stuursleden en leden van de raden van toezicht van onze banken, hoewel geen bankiers van beroep, weten dat de zorg voor de goede liquiditeit een van die zaken is, waarom het in het beleid van een bank voortdurend draait. Een bank moet een deel van haar middelen liquide, paraat bij de hand, houden. De kunst is de juiste grootte van dat deel te bepalen: is het te klein, dan dreigen er moeilijkheden, wanneer cliënten hun geld opvragen, is het te groot, dat komt de rentabiliteit in het gedrang, omdat de bank over haar liquiditeiten geen of weinig rente ont vangt. Onze organisatie kent vanouds, zowel onder Eindhoven als onder Utrecht, een liquiditeitsregeling, die door de Centrale Bank wordt gehanteerd voor de aangeslo ten banken. Omdat dit liquiditeitsbeleid nu opnieuw voor de nieuwe Centrale Bank moet worden vastgesteld, willen we hier gaarne even op het algemene uit gangspunt van dat beleid ingaan. Dat is dat de Centrale Bank binnen de toekomstige organisatie een zelfstandig li quiditeitsbeleid moet voeren. Die zelfstan digheid vloeit op zich zelf nog niet voort uit het feit, dat op grond van de Wet Toezicht Kredietwezen door De Neder- landsche Bank aan de Centrale Bank de zorg voor de liquiditeit van de hele organisatie is gedelegeerd. Men zou zich immers kunnen voorstellen, dat de Centrale Bank haar eigen liquiditeitseisen strikt koppelt aan die welke De Neder- landsche Bank stelt, maar deze verhoogt met de door ons intern noodzakelijk ge achte opslagpercentages. Het is duidelijk, dat dit geen zelfstandig liquiditeitsbeleid zou betekenen, maar voor de banken bin nen onze organisatie een min of meer automatische toepassing van de daarbui ten geldende normen zou betekenen. De keuze voor een zelfstandig liquiditeitsbe leid geschiedt door de Centrale Bank, evenals in het verleden, op goede gron den. Onze Centrale Bank heeft de plicht te zorgen voor de liquiditeit van de hele organisatie, bestaande uit 1.200 banken. Haar interne liquiditeitsnormen zijn ech ter, anders dan die van De Nederlandsche Bank, niet primair gericht op de handha ving van de individuele bedrijfseconomi sche liquiditeit van elke aangesloten bank afzonderlijk. Zij dragen veel meer het karakter van beleidsgrenzen voor de aan- Na alle voorbereidingen voor de fusie en na het fusiebesluit is er wat tijd geweest om te beraden wat ons nu te doen staat om het besluit tot fusie zó uit te voeren, dat het aan de bedoeling van de leden van de gemeen schappelijke Centrale Bank beantwoordt. Er is veel te doen, zowel op het bestuurlijke niveau als in de opbouw van de werkstruc tuur. De Raad van Beheer en de Raad van Toe zicht zijn naast de Hoofddirectie gefor meerd. De beheersorganen van de twee nog bestaande centrales zullen in de laatste maanden van het bestaan van die centrales gezamenlijk vergaderen en de punten, die zij als bestuursorganen van de oude cen trales nog moeten afdoen, binnen het kader van de gezamenlijke vergaderingen behan delen. Dat is goed en schept de juiste over gang naar het kort vóór ons liggende tijd stip, waarop de Raad van Beheer en de Raad van Toezicht alleen de nieuwe cen trale zullen gaan besturen. De Hoofd directie was in feite al eerder in dat sta dium, maar de directies hadden formeel ook nog eigen besluiten voor de afzonder lijke centrales te nemen. Bijzonder belangrijk is dat aan de commu nicatie in de grote organisatie nu concreet alle aandacht wordt gegeven. Hierbij denk ik dan in de eerste plaats aan de voorstellen tot kringindeling. Niet alleen de bestuurlijke organen van de Centrale Banken hebben deze met aandacht bekeken, maar de velen, die bij de voorbereiding van deze voor lopige voorstellen betrokken zijn geweest, hebben met grote opmerkzaamheid voor vraagstukken door het hele land heen aan deze voorbereiding gewerkt. Er zal hier en daar wel kritiek zijn op deze voorlopige voorstellen; wijziging van deze voorstel len zal in het komende halfjaar ook nog wel nodig zijn, al schept elke wijziging weer andere problemen. Het is heel moeilijk om de indeling zó te maken dat iedereen vindt dat hij de juiste gesprekspartners in eigen kring heeft ge troffen; men kan ervan overtuigd zijn dat ernaar gestreefd wordt een juiste indeling te vinden en dat alle bereidheid bestaat om geargumenteerde wijzigingsvoorstellen diepgaand te bekijken. Er ligt een groot aantal vraagstukken. De Commissie van 24, die tot taak heeft de adviezen over de arbeidsvoorwaarden voor de plaatselijke banken te harmoniseren, is ook nog aan het werk. Het blijkt wel in de gesprekken dat deze harmonisatie bijzonder ingewikkeld is, maar toch kan men vroeg in het najaar, eind september of in oktober, de voorstellen verwachten. In de gesprek ken van de leden van deze Commissie, dus van bestuursleden en directeuren van raif- feisenbanken en boerenleenbanken, is veel goede wil tot uiting gekomen. De liquiditeitsregeling, de bijdragerege ling en het systeem van rentevergoe ding door de Centrale Bank zijn vraagstuk ken, die al eerder in de beide, nu fusione rende organisaties, uitvoerig zijn bespro ken. Het is duidelijk dat harmonisatie een vereiste is om de leden van de nieuwe Cen trale Bank met die Centrale Bank op een goede wijze te doen samenwerken. Ook deze harmonisatie geeft grote moeilijk heden omdat de gebruikte systemen in Utrecht en Eindhoven nogal uiteenliepen. Het is duidelijk dat er plaatselijke banken zijn, die in die harmonisatie voordelen zul len genieten, evenzo goed als er plaatse lijke banken zijn, die in het nieuwe stelsel nadelen zullen ondervinden. Dit is nu eenmaal niet te voorkomen bij een wijziging van beide tot nu toe gehanteerde stelsels. De bedoeling is om de nadelen over een zodanig tijdperk uit te smeren, dat elke bank in staat is om door beleidswijzi ging of anderszins deze nadelen na verloop van tijd op te vangen. Dit zijn zo enkele belangrijke punten, die in het komende najaar onze aandacht zullen vragen. Het is duidelijk dat wij daarmede weten hoe wij het najaar moeten vullen. Daar komt voor de leiding van de Centrale Bank nog bij, dat de interne organisatie structuur - als ik het zo mag uitdrukken: de arbeidsstructuur - zó moet worden opge bouwd, dat van twee grote organisaties één organisatie wordt gemaakt. Wij moeten ons ervan bewust zijn, dat deze omvorming de grote voordelen, die uit de fusie kunnen voortspruiten, ook moet verwezenlijken. Daarom is hier de hulp van een extern ad viesbureau ingeroepen. Door dit soort wijzigingen komen er hier en daar natuurlijk moeilijkheden in het mense lijk vlak, die zo goed mogelijk moeten wor den opgevangen. Bij het ons op deze wijze klaarmaken voor een nieuwe organisatie, die werkelijk één organisatie is, kan men nu eenmaal de nadelen, ook al zijn ze vér in de minderheid bij de voordelen, niet ont gaan. Het voornemen om die nadelen zo goed mogelijk op te vangen, moet echter duidelijk tot uiting komen. Datzelfde geldt voor het bereiken van plaatselijke fusies, waarover in de vorige kolom door de heer Bakx is geschreven. Hier worden vraag stukken opgesomd, die in het najaar aller aandacht zullen moeten hebben. Daarbij mag het komende voorjaar niet worden vergeten. Dan moet de structuur commissie worden geformeerd. De bestuur lijke verhoudingen, de communicatie en al les wat bij de voorbereiding van statuten en reglementen van de nieuwe centrale heeft gespeeld en is naar voren gebracht komt dan opnieuw op tafel. En dan met een an dere bedoeling dan alleen harmonisatie. Dan zullen bestuurlijke verhoudingen en daarmee verband houdende regelen ge toetst worden op hun doelmatigheid in een zich ontwikkelende maatschappij. Bij alles wat ons in het najaar te doen staat mogen wij de voorbereiding van de gesprekken in het volgende voorjaar niet uit het oog ver liezen. Wij zijn ons er daarbij van bewust dat het tijd zal nemen vóór wij werkelijk één organisatie hebben bereikt. Het geduld, dat daarbij nodig is zullen wij kunnen opbren gen als wij zien, dat allen, die daarbij be trokken zijn, bereid zijn zich er mentaal op in te stellen omdat dit nodig is om de positie van de coöperatieve kredietinstel lingen in de wereld van vandaag te behou den en te versterken. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 5