geld- en kapitaalmarkt 34 drs. h. m. haks en b. van der meer geldmarkt obligatiemarkt Zoals bekend wordt met schatkistpapier bedoeld schuldbekentenissen ten laste van de Staat met een looptijd van ten hoogste vijf jaar. Men spreekt van promessen, als de looptijd korter is dan één jaar en van biljetten als de looptijd varieert tussen één en vijf jaar. Naast deze beide vormen van schatkistpapier kunnen volledigheidshalve nog de schatkistcertificaten genoemd wor den. Deze laatste zijn voor het hierna vol gende niet van belang. Het schatkistpapier heeft vooral na de tweede wereldoorlog een belangrijke rol gespeeld. Het wordt uitgegeven door het Agentschap van het Ministerie van Finan ciën te Amsterdam. Het is voor de Staat, vergeleken met de staatsleningen, die in het algemeen een lange looptijd hebben, een relatief goedkope financieringsbron en voor de kopers - vrijwel uitsluitend finan ciële instellingen zoals banken, Rijkspost spaarbank, Postcheque- en Girodienst en wisselmakelaars - een aantrekkelijke be legging. Aan het schatkistpapier kan na melijk een hoge mate van liquiditeit wor den toegekend. Dit papier is - als de restant-looptijd korter is dan 105 dagen - nagenoeg zonder beperkingen verdiscon- teerbaar bij De Nederlandsche Bank. Door een „dakpansgewijze" opbouw van een portefeuille kan op elk gewenst moment een deel van het papier onmiddellijk liqui de worden gemaakt. Het wordt ook in be langrijke mate gebruikt als zekerheidsstel ling voor kredietfaciliteiten bij De Neder landsche Bank te Amsterdam. Tevens is het papier daarom in de geldmarkt erg ge wild als onderpand voor opgenomen gel den. Een wisselmakelaar maakt zelfs ge deeltelijk zijn bedrijf van het kopen van papier en het opnemen van daggeld op onderpand van dit papier, uitgaande van de in het algemeen juiste veronderstelling, dat de rente die op het papier vergoed wordt, hoger is dan de rente die gemid deld voor call-geld moet worden betaald. Medio 1968 stond uit aan schatkistpapier ruim ƒ6,4 miljard; dit was medio 1971 ge stegen tot ruim 7,7 miljard. Het schatkist papier kon zo'n belangrijke plaats op de geldmarkt innemen door een goede wis selwerking tussen afgever en afnemers van het papier. Alleen doordat regelmatig papier werd afgegeven, kon door de afne mers een dusdanige vervalkalender in de portefeuille worden opgebouwd, dat aan het geheel een grote mate van liquiditeit kon worden toegekend. Aan dit samenspel is het laatste jaar een abrupt (voorlopig?) einde gekomen. Vanaf augustus 1971 is geen schatkistpapier meer afgegeven, met als gevolg, dat het uitstaande bedrag aan papier medio 1972 gedaald was tot 5,5 miljard. De achtergronden van deze eenzijdige ver storing - zo wordt het in de markt aan gevoeld - zijn niet geheel duidelijk. De in druk bestaat, dat ter vermijding van de inflatoire tendens verbonden aan de finan ciering door schatkistpapier (kortlopend) de voorkeur uitgaat naar langer lopende leningen. Een feit is, dat het beroep van de Staat op de kapitaalmarkt in 1971 (460 miljoen) en in 1972 (tot nu toe 300 miljoen) hoger is geweest dan werd verwacht. In een ruime kapitaalmarkt kon dit streven verwezenlijkt worden. De vraag blijft of het begin van dit verhaal eigenlijk in de verleden tijd had moeten worden geschreven. Verwacht kan worden, dat de Staat - in tijden dat een beroep op de kapitaalmarkt moeilijker is - de finan ciering door middel van schatkistpapier opnieuw ter hand zal nemen. Het zou in dit verband overweging verdienen de al jarenlang geijkte looptijd van met name schatkistbiljetten, aan een kritische be oordeling te onderwerpen; de vraag lijkt interessant, wat b.v. de redenen zijn, dat de vijfjaars termijn nooit is overschreden. Bovendien kan men niet aannemen, dat De Nederlandsche Bank bij haar onder handelingen met de banken over een sy steem van indirecte kredietbeheersing een plaats blijft inruimen voor het schatkist papier als vorm waarin liquiditeiten kun nen worden aangehouden als het in de bedoeling zou liggen dit financierings instrument af te schaffen. Op grond van deze overwegingen is het niet waarschijnlijk, dat „het schatkist papier" tot het verleden zal gaan behoren. Men zal zich evenwel moeten realiseren dat de marktpartijen, indien deze situatie lang op zich laat wachten, mogelijk een substituut voor het papier hebben weten te vinden, en dat daarom de bereidheid tot afname van papier, die tot nu toe groot is, kan verminderen. Geen zwanezang, mogelijk wel een minder belangrijke plaats. De obligatiemarkt heeft de goede onder toon, waarvan in de tweede helft van juli reeds sprake was, gedurende de afgelo pen maand weten te behouden. Bij een merendeels levendige handel kon het be schikbare materiaal door voornamelijk vraag van binnenlandse zijde tegen sterk oplopende koersen uit de markt worden genomen. Hierbij moet de overliquiditeit van het bankwezen een belangrijke rol hebben ge speeld. Vooral de 6V2-6V4 %-leningen van Staat en B.N.G. profiteerden van deze uiterst vriendelijke stemming. Bij deze rentetypen kwamen binnen een maand koersverbete- ringen voor van circa 5 punten. De activiteiten van het buitenland richtten zich ook nu weer op de snel op elkaar volgende uitgiften van euro-guldensnotes. De obligatiegulden bewoog zich binnen nauwe grenzen rond het niveau van 105%. Het plaatsen van nieuwe leningen vormde bij deze gunstige marktontwikkeling geen probleem. De problemen bij de toewijzin gen waren des te groter. Het bericht dat de Nederlandse Spoorwegen 150 mil joen wilde opnemen op de kapitaalmarkt in de vorm van een 7V4 20-jarige obli gatielening, waarvan rente en aflossing on voorwaardelijk werden gegarandeerd door de Staat, leidde in eerste instantie tot enige aarzeling die later snel werd over wonnen. Hoewel de uitgiftekoers twee da gen voor de inschrijving op 100,50% werd vastgesteld, waren de inschrijvingen op deze lening zodanig dat bij de toewijzing flinke reducties moesten worden toege past. De lening kwam met 101 officieel in de notering. De vraag naar kapitaal van de zijde van het bedrijfsleven valt overigens tegen. Het zijn de laatste tijd voornamelijk de Neder landse dochters van buitenlandse onder nemingen die gebruik maken van het gun stige emissieklimaat. Een spoedig beroep van de Staat zou, ge zien de marktontwikkeling, welkom zijn. Deze rubriek werd geschreven voordat de kasreserveregeling en de discontoverla ging bekend werden gemaakt. In ons volgende nummer zullen wij aan deze maatregelen aandacht besteden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 36