buitenlandse concurrentie
31
deel in verse en twee derde in verwerkte vorm geconsu
meerd. In 1971 voorzag West-Duitsland voor 87% in de
eigen behoefte aan verse champignons, terwijl dit voor
de verwerkte champignons nog geen 8% bedroeg. Van
dit laatste produkt moet West-Duitsland dan ook grote
hoeveelheden importeren.
In 1965 bedroegen deze importen 23.000 ton, in 1971 was
dit toegenomen tot 71.000 ton. Van deze 71.000 ton
leverde Frankrijk er 23.000 ton en Taiwan en Nederland
elk 21.000 ton. In 1965 bedroegen de leveranties van
deze landen respectievelijk 7.000, 14.000 en 2.000 ton.
Hieruit blijkt, dat Taiwan zijn exporten van champignons
in blik wel heeft kunnen vergroten, maar dat de grote
Duitse meervraag vooral door Nederland en Frankrijk is
opgevuld.
Een belangrijke oorzaak van de relatieve teruggang van
Taiwan is een wervelstorm geweest, die in 1969 flinke
schade heeft aangericht aan de bamboe-schuurtjes, waar
in de champignoncultuur wordt uitgevoerd. Men heeft op
Taiwan echter van de nood een deugd gemaakt, door de
schuurtjes bij het herstel te isoleren. De opbrengst is
daardoor belangrijk verbeterd, hetgeen nu in de vorm
van grotere exporten op de Westduitse markt te merken
is. Bovendien beginnen nieuwe voorschriften ter verbete
ring van de kwaliteit resultaten af te werpen, zodat we
Taiwan als concurrent in de toekomst niet moeten
onderschatten. Frankrijk, de bakermat van de champig-
in 1960 was (zie tabel).
Deze produktie-toename is niet alleen veroorzaakt door
een toename van het aantal bedrijven en het aantal cellen
per bedrijf, maar vooral ook door hogere opbrengsten
als gevolg van een sterk verbeterde teelttechniek. Wan
neer veel van de kleinere bedrijven zullen worden
uitgebreid tot 6 cellen of tot de ideale omvang van 12
cellen, dan kan de produktie in de toekomst nog ruim
verdubbelen.
In 1971 werd 13% van onze champignonproduktie in
verse vorm in ons land geconsumeerd, terwijl 19% in
verse vorm werd geëxporteerd. Hiervan ging 61 naar
België en Luxemburg en 37% naar West-Duitsland. Veruit
het grootste gedeelte (1971: 68%) van de champignon
produktie vond via de conservenindustrie haar weg naar
de consument. Van de verwerkte champignons ging in
1971 maar liefst 96% naar West-Duitsland. Uit het
bovenstaande kan globaal berekend worden, dat in 1971
bijna 3A van onze champignonproduktie in verse of
geconserveerde vorm door onze oosterburen werd ge
consumeerd.
Het champignonverbruik in West-Duitsland bedraagt ruw
weg 1,5 kg per persoon per jaar en is daarmee het
hoogste in de wereld. Hiervan wordt ongeveer een derde