23
onmiddellijk. Maar het aardige is juist, dat ik bij het
schrijven over Heldring en de Hoogovens geleerd heb,
dat ook zij niet alleen door economische motieven
werden geleid. De ondernemers, die in 1917 de plannen
voor de Hoogovens hebben opgezet, deden dit niet
uitsluitend om er financieel beter van te worden. Dan
hadden ze wel een andere geldbelegging gezocht. De
geschiedenis is daarvan een bewijs: pas na de Tweede
Wereldoorlog is Hoogovens flink winstgevend geworden!
En dan Ernst Heldring, kleinzoon van ds. Otto Heldring
van de Heldring-Gestichten", een hoogbeschaafde, fijn
zinnige man, die in zijn dagboek ons een blik achter de
schermen van het bedrijfsleven geeft. Hij was al op
negenentwintigjarige leeftijd directeur van de K.N.S.M.,
de bekende rederij. In de dertiger jaren was devaluatie
van de gulden belangrijk voor de reders om de internatio
nale concurrentie vol te houden. Heldring was echter
tegen devaluatie! Waarom? Hij vond het tegen zijn
ethiek: „onbehoorlijk om aan muntvervalsing te doen".
Merkwaardig is, dat je door dit biografisch werk zelf
door de beschreven figuur wordt beïnvloed. Vaak heb ik
me betrapt op de gedachte: wat zou Heldring gedaan of
gedacht hebben in deze situatie? Ook andere, levende of
overleden personen, van bedrijven waar je de geschiede
nis van kent, zijn geen abstracties meer, maar staan voor
je als mensen met hun grote mogelijkheden en grote
beperkingen.
Maar goed, dit alles neemt niet weg, dat er in het
Zo'n boek groeit onder je handen
coöperatieve bankwezen een heel andere sfeer bestaat.
Daarom was het voor mij juist aantrekkelijk en interes
sant om er mee aan de slag te gaan.
De moeilijkheid voor een historicus is altijd de afbake
ning van het terrein.
Als ik met dit boek alles tot in de details zou willen gaan
uitwerken, dan zou ik wel zo'n vijf jaar nodig hebben. De
grote lijn is voor mij de geschiedenis van het landbouw
kredietwezen tegen de achtergrond van de Nederlandse
economische ontwikkeling. En dan vind ik die raiffeisen-
en boerenleenbanken beslist een sociologisch fenomeen.
Zij hebben hun structuur behouden, dwars door alle
veranderingen van de maatschappij heen. Je komt daarbij
natuurlijk vanzelf problemen tegen: de sociale ontwikke
lingen, emancipatiekwesties, de identiteit van de coöpe
ratieve landbouwkredietbanken. Die laatste vraag houdt
me nogal bezig, want de zaak van de identiteit staat aan
de wieg van deze banken. Hun ontstaan is niet los te
zien van de agrarische crisis van de vorige eeuw. Er is
echter inmiddels nogal wat veranderd, zeker ook op
agrarisch gebied. Ik heb nog geen vaststaand oordeel
hierover, ben er nog niet uit.
Overigens, u zult van mij geen verdieping in de toe
komstmogelijkheden mogen verwachten. Ik ben tenslotte
historicus. Ik kan wel dit zeggen: mijn indruk is, dat er