van kwantitatieve
naar kwalitatieve groei
kritieke situatie van de mensheid
signaleren van ontwikkeling
18
drs. h. visser
„We kunnen de afzonderlijke symptomen van de diepe
malaise van de maatschappij bespeuren, toch zijn we niet
in staat de betekenis en de onderlinge verbanden van de
talloze componenten daarvan te begrijpen of de funda
mentele oorzaken vast te stellen. En daarom zijn wij niet
in staat passende antwoorden te bedenken".
Rapport van de Club van Rome
Met name na de Tweede Wereldoorlog heeft de Westerse
wereld een periode van ongekende groei en technische
vooruitgang gekend.
Hoog in het vaandel der doelstellingen van de economi
sche politiek stond het streven naar economische groei.
Immers, economische groei zal op den duur de schaarste
doen verminderen. Op zichzelf was deze groeifilosofie
zeer begrijpelijk: de oorlog had niets anders dan puinho
pen en armoede achtergelaten. De na-oorlogse groeicij
fers, die tot uiting kwamen in de jaarlijkse toeneming van
het nationaal inkomen, logen er niet om. Percentages van
10 bleken een realiteit te zijn en men sprak dan ook van
een „Wirtschaftswunder!"
Dit onbegrensde geloof in het groeifenomeen is onlangs
sterk aangetast door de publikatie van het rapport van
de Club van Rome. Hierin wordt gewezen op de onder
gang van de mensheid, indien de jacht naar economische
groei onbelemmerd blijft voortduren.
Deze bezorgdheid over de toekomst van het mensdom is
niet nieuw. Ruim anderhalve eeuw geleden heeft de
Engelse econoom Malthus in zijn „Essay on the principles
of population" reeds gewezen op de opdoemende
schaarste. De voedingsmiddelen, aldus Malthus, nemen
toe met een rekenkundige reeks en de bevolking zal zich
vermeerderen volgens een meetkundige reeks. Hij staaf
de zijn betoog met behulp van de wet der afnemende
bodemopbrengsten: bij gelijkblijvende techniek zal een
bepaald stuk grond een minder dan evenredige op
brengst geven, zodat men genoodzaakt zal worden
gronden van een mindere kwaliteit te bewerken. Gelukkig
voor ons had hij de techniek onderschat. Met name door
de beheersing van de natuurkrachten heeft een groot
deel der mensheid een welstand bereikt, die de pessimist
Malthus voor onmogelijk hield.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de eerste kritische
kanttekeningen bij het rapport van Rome gewag maakten
van een onderschatting van de technische potentie. Daar
in wordt verwacht, dat de techniek en de nog niet ontdekte
hulpbronnen de mensheid wel wederom de helpende hand
zullen bieden.
Het model - een vereenvoudigde weergave van de werke
lijkheid - waarmee de samenstellers van het rapport de
groei in het wereldsysteem trachten te analyseren, kent
een vijftal basisvariabelen: bevolking, kapitaal, voedsel,
natuurlijke hulpbronnen en vervuiling. Deze basisvariabe
len staan niet los van elkaar, doch zijn in voortdurende
wisselwerking met elkaar. De bevolking kan zonder
voedsel niet toenemen, de voedselproduktie neemt toe
door de groei van de kapitaalgoederenvoorraad, meer
kapitaalgoederen vergen meer hulpbronnen, afgedankte
hulpstoffen leiden tot vervuiling, vervuiling beïnvloedt
zowel de groei van de bevolking als van het voedsel.
Door deze relaties te kwantificeren en door uit te gaan
van extra-polatie van de huidige groeivoet van de
bevolking en de groeivoet van de kapitaalgoederenvoor
raad kwamen de samenstellers tot de conclusie, dat in
dien er geen belangrijke verandering in die groeivoeten
zal optreden, de bevolkings- en industriële groei zeker
voor het jaar 2000 zal eindigen.
Nu moet men echter bij extra-polatie (Van Dale: extrapole
ren is uit bekende termen v. e. reeks daarbuiten gelegen
termen berekenen) van bepaalde relaties wel voorzichtig
zijn. Ter illustratie kan in dit verband vermeld worden,
dat bij extra-polatie van het Nederlandse budget der
universiteiten, vóór het jaar 2000 het gehele budget van
het rijk opgeslokt zou worden door de universiteits-
kosten. Het nut van een extra-polatie dient gezocht te
worden in het signaleren van een bepaalde ontwikkeling.
Hierin schuilt ook de grote kracht van het rapport van de
Club van Rome.
Het signaleert, dat een voortdurende bevolkingstoename
op den duur onmogelijk zal kunnen samengaan met de
huidige groei van de consumptie- en de investeringsgoe
deren. De vervuiling, het voedsel en de natuurlijke
hulpbronnen roepen aan deze ontwikkeling een halt toe.
Zelfs al zouden de voorraden aan bij voorbeeld koper,
goud, aardolie en zilver vijf maal zo groot zijn als de
huidige, dan zouden toch nog die voorraden binnen 48,
29, 50 en 42 jaar in plaats van 21, 9, 20 en 13 jaar uitge
put raken.
Zelfs „reclycling" zal geen definitieve uitkomst bieden,
want hoeveel lood verdwijnt er wel niet via uitlaatgassen
in de lucht en hoeveel kwik verdwijnt er wel niet in het
water? Deze onvervangbare grondstoffen kunnen niet
weer teruggewonnen worden.