in het belang van de cliënt overwegen en overleggen geen wantrouwen 17 ~£i WSMi veel anders dan bij de financiering van een particulier woonhuis. Het punt bij de financiering is daar immers het zoeken naar een financiering, die is afgestemd op de omstandigheden van de cliënt! Wat is een verantwoorde looptijd van de lening? Hoe kunnen we binnen dat raam een schema vinden dat de cliënt past? Eveneens: welke verzekering is voor deze cliënt het meest passend? Uiteraard ook, het moet gezegd: Is deze financiering wel in het belang van cliënt? Is redelijkerwijs te verwachten, dat hij de „lasten" kan opbrengen? Of is hij in de ban van de droom „een eigen huis" te optimistisch aan het rekenen geslagen? Welnu: deze veelomvattende slogan: „Financiering moet passend zijn" kan ook boven het hoofdstuk „bedrijfsfinanciering" staan. Alleen: wat daarna volgt is veelal wat gecompliceerder. Het begint al met het feit, dat wij als individuele bank in verhouding veelal minder met deze soort worden geconfronteerd. Ook is de uniformiteit op alle gebied veel minder. Bedrijven verschillen vaak sterk van karakter. De toekomstige ontwikkeling is bij het ene bedrijf met veel meer waarschijnlijkheid te voorspellen dan bij het andere. De zekerheid is dikwijls veel moeilijker te construeren en men krijgt te maken met zwakkere vormen als cessie, fiduciaire eigendomsoverdracht, enz. Daardoor wordt de bank veel meer bij het bedrijfsgebeuren betrokken. Als we ons dan nog rekenschap geven van het feit, dat van een vast loon of inkomen geen sprake is (zoals veelal bij woonhuis financiering), maar we te maken hebben met wisselende bedrijfsresultaten, dan is het duidelijk, dat de beantwoording van de vraag of het toestaan van de gevraagde financiering in het belang van de cliënt is, een diepergaand onderzoek vergt. En toch kunnen wij in de meeste gevallen daar niet onder uit, eenvoudig omdat het belang van de cliënt tevens het belang van de bank inhoudt. Zelfs in die gevallen, dat de zekerheid voor de bank voldoende is, kan uit een ten onrechte verstrekte financiering voor alle partijen veel narigheid voortvloeien. Hoe kunnen we nu nagaan of het verstrekken van een gevraagde lening of krediet aan een bedrijf verantwoord is? De vraag ligt na het voorgaande voor de hand, maar is eenvoudiger te stellen dan te beantwoorden. Een ding is zeker: we zullen moeten proberen ons zo goed mogelijk een inzicht te vormen omtrent de gang van zaken in het bedrijf, zijn typische risico's, zijn weerstandsvermogen en rentabiliteit. Vele belangrijke zaken kunnen wij vinden in de jaarstukken, die de accountant van het bedrijf heeft opgesteld. Het zal dus altijd nuttig zijn die op te vragen. Ook de vraag of het financieringsschema echt „rond" is, is van grote betekenis. Het kan zijn dat hierin de opbrengst van een „oud pand" is vermeld. Staat die al vast? Als het tegenvalt, zitten cliënt en bank met de brokken. Als de gegevens naar de mening van degenen die uiteindelijk moeten beslissen niet voldoende zijn, kan de kredietadviseur gevraagd worden eens een kijkje te gaan nemen. De ervaring leert, dat een dergelijk bezoekje dikwijls ook door de cliënt zeer op prijs wordt gesteld. Hij kan nog eens praten met iemand, die zich specifiek voor zijn bedrijf interesseert. In de gesprekken worden, al is dit niet het eerste doel, dikwijls als terloops nuttige adviezen gegeven: „Vorige maand was ik op een zelfde soort bedrijf en daar deden ze het zo". Het komt regelmatig voor, dat na twee, drie jaar gevraagd wordt of die kredietadviseur eens langs kan komen om nog eens te praten. Terugkerend tot ons uitgangspunt kunnen wij constateren, dat kredietverlening natuurlijk een ernstige zaak is en dat de bank de plicht heeft om te onderzoeken of de kredietverlening verantwoord is. Maar dat moet niet worden gezien als een bewijs van wantrouwen. Integendeel: bank en cliënt hebben in feite voor een groot deel gelijke belangen. De bank doet er dan ook goed aan mede vanuit deze gedachte de cliënt te benaderen, vriendelijk en zakelijk en zich zo volledig mogelijk oriënterend reeds bij het eerste gesprek. Vervelend is het telkens achteraf om nieuwe aanvullende gegevens te moeten vragen, die bij het eerste contact al bekend hadden kunnen zijn. Een leidraad geven de aanvraagformulieren, die de bedoeling hebben als P.M. te dienen bij het gesprek. De basis van een verantwoorde kredietverlening wordt gevormd door drie pijlers. De vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van de cliënt, de gezondheid van het bedrijf en de kwaliteit van de zekerheid. Een oud verhaal? Inderdaad, maar wellicht is het toch nuttig het elkaar af en toe nog eens te zeggen, zeker nu zo duidelijk is gebleken, dat de „conjunctuur" nog altijd merkwaardiger sprongen kan maken dan we hadden gedacht.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 19