kentering in de conjunctuur
financieel overzicht
12
drs. h. visser
De conjuncturele aarzeling van 1971/1972 heeft een
wezenlijk andere oorzaak dan de vorige recessies in
1956/1957 en 1966/1967.
Toentertijd was de oorzaak van de teruggang van de
bedrijvigheid en het oplopen van de werkloosheid de af
zwakking van de vraag, gepaard gaande met grote liqui-
diteitskrapte en spanningen, op de geld- en kapitaal
markt. De oorzaak van de recessie van 1971/1972 is ge
legen in de dalende rendementen. Eind 1971 bedroeg het
gemiddeld rendement op geïnvesteerd vermogen, na af
trek van de belastingen, 3,0% terwijl het in 1968 nog
4,3 bedroeg.
Deze daling van het rendement deed vele ondernemers
besluiten hun investeringen te verminderen. In 1971
daalden de netto-investeringen in vaste bedrijfsactiva - in
volume gemeten - met 5V2
Een ander verschilpunt met de vorige recessies is het
uitblijven van een afname der prijsstijgingen. Gebruikelijk
was een daling in de loonkosten, die de Nederlandse
exportpositie een concurrentievoordeel opleverde, zodat
een conjunctuurherstel via een verbetering op de beta
lingsbalans verliep. Het behoeft geen betoog dat op dit
moment van een sterke afname der prijsstijging nog geen
sprake is. Men vreest zelfs, dat de inflatie over 1972 het
in 1971 bereikte record van 7,6 zal evenaren.
Na een drietal kwartalen in 1970, waarin nauwelijks enige
stijging van de produktie der verwerkende industrie viel
te bespeuren, toonden cijfers over het eerste kwartaal
van 1972 een licht herstel van 1V2 °/o aan. Deze stijging
werd gerealiseerd met minder mankracht zodat er sprake
is van een fikse stijging van de arbeidsproduktiviteit. Het
Centraal Planbureau heeft haar raming voor de produktie
van bedrijven inmiddels herzien: 3% stijging in plaats
van 2Va Ook de ramingen voor de bedrijfsinvesterin
gen zijn herzien: geen daling van 6% maar van 4%. De
orderontvangsten voor de investeringsgoederen-industrie
stegen namelijk de laatste maanden sterker dan was
voorzien. Het conjunctureel herstel in andere landen, de
Verenigde Staten en Duitsland zal wel niet vreemd aan
deze gunstige ontwikkeling zijn.
De lopende rekening van de betalingsbalans die in 1971
met circa 1 miljard verbeterde, waardoor het overschot
op kasbasis bijna 500 miljoen bedroeg, vertoonde in het
eerste kwartaal ten opzichte van de overeenkomstige
periode in 1971 een verbetering van 771 miljoen gulden.
Deze verbetering was voornamelijk te danken aan de
toename van de goederenexporten met circa 6% en een
daling van de importen met 2%. Deze daling zou wel
eens kunnen betekenen dat er een belangrijke intering op
de voorraden heeft plaatsgevonden. Het dekkingspercen
tage (de uitvoer gedeeld door de invoer) overschreed zo
doende de 95 %-norm die als evenwichtig gekenschetst
wordt.
De werkgelegenheid is in de eerste vijf maanden nog
verder achteruitgegaan: eind juni was 3,4% van de
afhankelijke mannelijke beroepsbevolking zonder werk.
Voor seizoen gecorrigeerd bedroeg het aantal werkloze
mannen en vrouwen 125.500. Eind juli was dit aantal
123.300, hetgeen op een verbetering van de aanbodskant
der arbeidsmarkt duidt.
De vraagkant daarentegen verslechterde nog in juli.
Opvallend in de huidige conjuncturele werkloosheid is de
relatief hoge werkloosheid in het Westen: eind juli was
het percentage werklozen in Amsterdam hoger dan het
landelijke gemiddelde. Voorts valt op dat relatief veel
hoog gekwalificeerd personeel momenteel werkloos is,
hetgeen wel eens structureel van aard kan zijn.
Teneinde de werkgelegenheidssituatie te verbeteren
heeft de regering in juni een tweede werkgelegenheids-
program opgesteld waarmee 606 miljoen gulden gemoeid
is en dat in totaal 12.500 manjaen werkgelegenheid moet
creëren.
De prijsindex van de gezinsconsumptie steeg in de eerste
zeven maanden met 4,1 tegenover 5,2 in de over
eenkomstige periode in het vorig jaar. Opmerkelijk was
de daling met 0,3% in juli die mede het gevolg was van
de „uitverkoop". Desalniettemin wordt verwacht dat de
loonstijging de geraamde 12% zal overschrijden zodat
wederom geen sprake is van een wezenlijke matiging der
loon- en prijsstijging. Voor het komend jaar zal via de
indexeringsclausules in de looncontracten die de lonen
inflatiebestendig maken, weer een belangrijke nominale
loonsomstijging te zien geven. Of er nog plaats ingeruimd
kan worden voor een reële loonstijging hangt af van de
nieuwe belastingen, eventuele veranderingen in de tarie
ven voor sociale verzekering en van een sociaal con
tract.