bezuinigingen, rentesubsidies
afzetproblemen
sociale partners
bezuinigingen
rentesubsidies
9
drs. m. I. de heer
Toen de kroniek voor het vorige nummer werd geschre
ven, kon in alle gemoedsrust de gebruikelijke politieke
zomerslaap worden verwacht. Op het moment, dat de lezer
het geschrevene gedrukt en wel voor zich zag, wist hij dat
er van slapen weinig is gekomen en dat men in het
Haagse politieke wereldje druk met schaar en lijmpot in
de weer is geweest.
In het middelpunt van de politieke moeilijkheden stonden
de loon- en prijspolitiek en de bezuinigingen op onder
wijs, verkeer en waterstaat en defensie.
De land- en tuinbouw stond buiten de zijlijnen van dit
politieke spel. Gelukkig, kan men wel zeggen.
Om het politiek bedrijf af en toe een nieuw verfje te
geven, zodat het zijn aantrekkelijkheid niet geheel ver
liest, worden er van tijd tot tijd nieuwe woorden inge
voerd. Bij de verslaggeving van de jongste kabinetscrisis
hoorde men steeds spreken over „politiek-Den Haag"; uit
oude geschriften is het woord „sociaal contract" weer
tot leven gewekt en al langer in zwang is de term
„sociale partners", een vriendelijke vertaling van georga
niseerde werkgevers en werknemers. De scherpe tegen
stellingen tussen deze „partners" beheersten meer dan
ooit het politieke veld. De werkgevers, bij monde van de
voorzitter van hun grootste organisatie, hebben laten we
ten, dat ze de voorkeur gaven aan de combinatie van par
tijen welke in het kabinet Biesheuvel, dat een jaar geleden
werd gevormd, waren vertegenwoordigd. Uit de vakbewe
ging kwamen geluiden, dat er met een z.g. interim-kabinet
geen afspraken kunnen worden gemaakt over de loon- en
prijspolitiek.
Men behoeft zich hierover niet al te zeer te laten
verontrusten maar het zou toch de verkeerde kant op gaan,
wanneer vakbeweging en werkgeversorganisaties bij
voortduring uit hun rol vallen en in de meest brede zin
politiek gaan maken.
Vanuit de landbouw is er met zekere spanning afgewacht
wat er aan mogelijke bezuinigingen op landbouwgebied
uit de nachtelijke besprekingen in het Catshuis te
voorschijn zou komen. Er waren in juli geruchten dat het
departement voor C.R.M. bij de bezuinigingen voor
sociaal voorlichtingswerk in het algemeen ook de bijdra
ge aan de agrarisch sociale voorlichting van plan was in
te trekken.
De Minister van Landbouw zou menen, dat hij de kosten
voor dit werk niet alleen voor zijn rekening kan nemen en
zo zou dit voorlichtingswerk gedoemd zijn in een aantal
jaren te verdwijnen.
Het is altijd moeilijk om de betekenis van zulk een
„zachte" sector in het overheidsbeleid (ditmaal uitge
voerd via de landbouworganisaties) op zijn waarde te
schatten. Het doet echter merkwaardig aan, dat er een
bezuinigingsgolf voor nodig is om de overheid tot een
dergelijke beoordeling te brengen en dat het resultaat
ervan (wanneer de geruchten juist zijn) meteen zo
radicaal is. Een kritisch onderzoek in een vroeger
stadium had er wellicht toe kunnen leiden, dat bepaalde
onderdelen van de sociale voorlichting waren behouden.
Bij de besprekingen over de Rijksbegroting voor 1973
was ook de invoering van de rente-subsidies in de
landbouw aan de orde. De richtlijnen van de Europese
Gemeenschap schrijven de invoering van deze subsidies
voor en de Gemeenschap financiert de kosten ervan voor
een vierde deel; wat betreft de wijze van toepassing van
de richtlijnen is er nog enige ruimte gelaten, en vooral de
Minister van Financiën was nieuwsgierig naar wat de fi
nanciële consequenties van de uitvoering in ons land
zouden zijn.
Het Ontwikkelings- en Saneringsfonds is de belangrijkste
instantie waaraan de Minister van Landbouw de uitwer
king van de Brusselse richtlijnen heeft opgedragen. De
andere instellingen zijn het Borgstellingsfonds, de Centra
le Cultuurtechnische Commissie en de Stichting Beheer
Landbouwgronden. Het O.- en S.-fonds heeft in ijltempo
de uitvoeringsbesluiten voor de akkerbouw en veehou
derijbedrijven voorbereid en ook de saneringsregeling
aan de E.E.G.-richtlijn aangepast.
Het Landbouwschap heeft er nog op aangedrongen om
meteen ook voor de tuinbouw uitvoeringsregels te ma
ken, maar het is ten slotte gezwicht voor het argument, dat
niet alles tegelijk kan en dat bij de tuinbouw de situatie
ingewikkeld ligt, omdat niemand daar een produktie-
explosie in de hand wil werken.
In de augustusvergadering van het Bestuur van het O.-
en S.-fonds komt de tuinbouw aan de orde en wel
merkwaardigerwijs het eerst de fruitteelt, een sector die
nogal wat aan produktieoverschotten heeft te lijden. Hier
gaat het echter, zoals reeds eerder werd bericht, om een
„ruil" tegen de afbraak van de bijzondere financieringsre
geling voor de fruitteeltbedrijven, die in moeilijkheden zijn
geraakt.
De varkenshouderij staat bij dit alles nog buiten spel;
hoewel voor deze sector niet zoals voor de pluimveehou
derij elke subsidiëring is verboden, schijnen overheid en
bedrijfsleven op het standpunt te staan, dat Nederland bij
het uitvoeren van de richtlijnen voor de varkenshouderij
niet voorop mag lopen.
Het O.- en S.-fonds was dus snel klaar met de eerste