over
een vijver
en over
een
dialoog
7
Laten we even terugblikken op on
ze algemene vergaderingen. Met
duizenden mensen bij elkaar heb
ben we daar geweldige besluiten genomen.
Tenminste, dat vinden we zelf. Want die
besluiten hebben toch maar tot gevolg, dat
twee organisaties met zo'n 1.200 banken en
3.000 vestigingen samengesmolten worden,
hetgeen ook door de daarbij betrokken
mensen en bedragen nog al wat betekent!
Het mag dan geen plons in de vaderlandse
economische en sociale vijver veroorza
ken, het is toch wel een steentje daarin,
dat een paar o.i. prettige rimpeltjes nalaat,
die het aankijken waard zijn.
Dat hadden we gedacht. Het stelt je dan
wel even teleur, dat onze besluiten eigen
lijk zo weinig de aandacht getrokken
hebben. Zo gaat het mij althans. Je had
verwacht in de pers commentaren te vin
den, waarin ons fusiebesluit aan een be
schouwing wordt onderworpen en waaruit
je kon lezen hoe het coöperatieve bank
wezen wordt beoordeeld. Daarvan zijn
we echter zo goed als niets tegen geko
men. Wel zijn in de pers veelvuldig be
richtjes verschenen, waarin onze besluiten
meegedeeld worden. Dat betrof echter en
kel de feiten; een commentaar wordt er
niet bij gegeven. Met name de grote pers
zag er kennelijk geen nieuws in en vol
stond daarom met een paar regeltjes of
zweeg geheel.
Ik zie hiervoor twee oorzaken. De buiten
wacht had zijn nieuws al gehad met het
befaamde groene boekje, waarin indertijd
(september 1970) het voornemen tot sa
mengaan werd aangekondigd. Toen kwam
er commentaar los. Dat de zaak nog lang
niet rond was, werd niet opgemerkt. Dat is
niet zo onbegrijpelijk, want de structuur
van onze organisatie, met zijn democrati
sche werkwijze is voor de buitenstaander
niet zo doorzichtig. Op onze zo intensief
voorbereide fusiebesluiten zal men dus
gereageerd hebben met een „o, dat wist ik
air'.
En dan is er ook nog de omstandigheid,
dat we als coöperatieve bankorganisatie
beslist niet opzienbarend zijn in de gang
bare zin van het woord. Ook het fusiebe
sluit had daarom maar weinig nieuws
waarde. Je kunt er geen sensationeel gla-
mour-verhaal over schrijven en je kunt er
ook niet iets schrijnends of zieligs van
maken. Het spectaculaire ontbreekt. Twee
groepen banken gaan samen; die banken
kent iedereen uit eigen omgeving; het zijn
allemaal heel gewone mensen, die bij die
banken binnen lopen en de bestuursleden
die ze daar hebben, net als de directeuren,
zijn ook heel gewone mensen; je hoort
bovendien, dat die fusie voor die banken
in wezen niets verandert; ze gaan gewoon
door met hun werk. Wel nu, wat zit er
dan voor nieuws in?
Deze redenering is mij wel sympathiek.
Want we hebben ons met ons „gewoon
doen" altijd zeer wel bevonden. En toch,
dat rimpeltje in de vijver is er geweest!
Een heel ander onderwerp. Straks
X, hebben we alles nieuw. Een nieuwe
Centrale Bank, nieuwe statuten en
reglementen, ook voor de banken, kortom
een nieuwe structuur. Alles door ons ge
wone doen voor elkaar gekomen na zeer
veelvuldig overleg in de volle breedte van
de organisatie. Ter zijde: was dat een
spectaculaire prestatie of niet? Echter,
zoals bij de Olympische Spelen de spelre
gels het spel nog niet vormen, zo is het
ook met onze organisatie en zijn nieuwe
structuur. De spelers moeten zich aan de
spelregels houden, maar zij moeten zich
heel wat meer inspannen om aan de
Spelen met enig succes mee te kunnen
doen. Om aan onze nieuwe structuur „mee
te doen", om daar „iets mee te doen" zal
er ook gewerkt moeten worden, d.w.z.
meer dan ooit samengewerkt tussen aan-
gesloten banken en Centrale Bank.
De heer Van Campen werkt deze gedachte
in zijn in mei gehouden redes - zie elders
in dit blad - op indringende wijze verder
uit. Opvallend is daar zijn pleidooi voor
een voortdurende dialoog tussen enerzijds
de Centrale Bank en anderzijds de aange
sloten banken. Een dialoog, die in functio
nele commissies en werkgroepen kan
plaatshebben, maar die ook de vorm van
het vrijere brainstormen zou kunnen aan
nemen. Zowel het in de toekomst te
voeren beleid als de technische uitwerking
daarvan zouden op die wijze ter sprake
kunnen worden gebracht.
Velen zullen met mij dit pleidooi van de
heer Van Campen ondersteunen. Als diens
dialoog-gedachte in de praktijk aanslaat
- en waarom zou dat niet? - dan
bevordert dat niet alleen de onderlinge
verstandhouding en het begrip voor el-
kaars problemen, maar dan kunnen ook
ideeën en voorstellen naar voren komen,
die zeer de moeite van het overwegen
waard zijn. De uitvoering van de dialoog-
gedachte zal voor ons niet zo moeilijk zijn,
al moet er natuurlijk wel wat voor „gere
geld" worden. VJe staan er echter niet
vreemd tegenover en hebben zelfs enige
ervaring.
En als ik nu tot slot beweer, dat onze
dialoog, ons brainstormen, wel niet spec
taculair zal zijn, dan kon ik mij wel eens
vergissen.
J. R. H.