wob 3 de eenheid al voortgeschreden is! Dat is een enorme vooruitgang. Bureau Berenschot heeft inmiddels ook de opdracht gekregen een interne structuur voor de nieuwe Centrale Bank te ontwer pen, die op de best mogelijke wijze afge stemd is op het verwezenlijken van haar doelstellingen. Dat dit geen luze is, laat zich gemakkelijk begrijpen. We zijn nu na de fusiebesluiten zo ver, dat we in organi satorisch verband bezig zijn als één Cen trale Bank. In „technisch" opzicht is er echter nog vaak sprake van twee Centrale Banken, omdat het Utrechtse en Eindho- vense apparaat nog niet in alle onderdelen tot één nieuw apparaat zijn versmolten en natuurlijk ook omdat we nog niet vol doende ingespeeld zijn. Het is bekend, dat banken hiervan hinder hebben ondervon den. Te meer is het daarom geboden de nieuwe Centrale Bank ook intern goed te structureren, want zeker de behartiging van de belangen van de lokale banken, die in de nieuwe statutaire doelstelling terecht voorop staat, dient binnen onze nieuwe eenheid optimaal te zijn, althans te wor den. En wel zo spoedig mogelijk. Men gunne echter enige tijd van voorbe reiding en uitwerking! Dat moeten we voor een echt goede struc tuur overhebben. NAAR EEN NIEUWE KRINGINDELING De fusiebesluiten van onze jongste Alge mene Vergaderingen bevatten een voor onze organisatie kenmerkend een onmis baar onderdeeltje, nl. de afspraak hoe voor de nieuwe bank de kringindeling tot stand moet komen. Zonder kringen is de Centrale Kringvergadering ondenkbaar en omdat de laatste een van de belangrijkste organen van de nieuwe Centrale Bank wordt, moet vóórdat de oude Centrale Banken helemaal verdwijnen een kringin deling en een Centrale Kring voor de nieuwe op poten staan. Voor de „Utrech ters" herinneren wij er nog even aan, dat de naam ring veranderd is in de „Eindho- vense" term kring. Het lot heeft dat door middel van de kruis of munt methode indertijd heel vreedzaam voor ons beslist. Omdat de nieuwe kringindeling naar wij weten door heel wat banken met bijzon dere belangstelling wordt tegemoet gezien - er zal immers wel wat veranderen omdat de grenzen van de oude ringen en kringen elkaar niet dekken - willen wij dit onderdeeltje van ons fusiebesluit even uiteenrafelen. Dan weet men precies hoe het gaat. Formeel wordt straks de nieuwe kringin deling vastgesteld door de nieuwe Centra le Bank in haar Algemene Vergadering, die gevormd wordt door de beide oude Cen trale Banken. Dat zijn nog steeds de enige leden „in volle rechten" van de nieuwe bank. De rechten en verplichtingen ver bonden aan het lidmaatschap van de zich als lid aangemeld hebbende locale banken gaan immers eerst in op het moment van Meer en meer komen de gesprekken op gang over de vraag of op plaatselijk niveau de raitfeisenbanken en boerenleen banken niet zouden moeten samengaan. Dit is natuurlijk een rechtstreeks gevolg van de fusie-besluiten van mei jl.; beslui ten, die het begin zijn van de voor ons liggende grote taak van daadwerkelijke eenmaking van beide organisaties. Een vergelijkbare situatie treffen we op plaatselijk niveau aan met de fusies. Ook daar staan we pas aan het begin. Toch zijn er dit jaar al heel wat contacten geweest tussen banken, waarvan de werk gebieden elkaar overlappen. Op dit punt begon de samenwerking zich trouwens al enkele jaren geleden af te tekenen door de toepassing van de gemeenschappelijke vestigingsregeling", die tussen beide orga nisaties overeengekomen was. Die vesti gingsregeling heeft als het ware de juiste toets aangeslagen, zeker ook voor het samengaan tussen lokale banken. Daar in de drie noordelijke provincies overwegend raitfeisenbanken werkzaam zijn - en in de twee zuiderlijke provin cies in hoofdzaak boerenleenbanken, ko men voor fusies op plaatselijk niveau voornamelijk banken in aanmerking in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. In totaal rond 160 a 170 boerenleenbanken en evenzoveel raifteisenbanken zouden bij fusie betrokken kunnen worden. Tot nu toe zijn reeds met meer dan de helft van dit aantal banken gesprekken over fusie of over nauwe samenwerking op gang gekomen. Het is verheugend te constate ren, dat deze besprekingen over het geheel genomen in een prettige sfeer plaatsvin den. Natuurlijk valt het niet altijd mee om waar men vroeger in soms zware concur rentiestrijd was gewikkeld, ineens dat al les te moeten vergeten en elkander als broeders de hand te moeten reiken. De coöperatieve geest van het elkander willen helpen en het zich met elkander één willen voelen, blijkt echter zeer vaardig. Er groeit begrip voor elkaar, ieder voelt dat er nu t.a.v. de werkgebieden orde op zaken kan worden gesteld en duidelijk wint meer en meer de overtuiging veld, dat men elkaar niet meer voor de voeten moet lopen. Het is niet nodig, dat er direct al in principe tot een fusie behoeft te worden besloten. In sommige gevallen zal het beter zijn, dat men eerst begint met elkander samen te werken op zakelijk gebied, waarbij dan wordt gedacht aan harmonisering van rentetarieven voor spaargelden, kredieten en voorschotten, samenwerken op het terrein van de pro paganda of publiciteit, van verzekerings activiteiten, enz. Dat geeft de gelegenheid naar elkaar toe te groeien, van achter gronden kennis te nemen en eikaars op vattingen en eikaars standpunten te leren kennen en waarderen, zodat later wellicht de fusie zelve gemakkelijker zal kunnen verlopen. Het komt ook nog wel voor bij gesprekken met banken, dat ieder zich teveel vanuit de eigen gezichtshoek op stelt. Bij gesprekken over fusie of nauwe sa menwerking, waar tegenover men zich overigens steeds positief opstelt, is het voor de hand liggend, dat de neiging bestaat de problematiek vanuit zijn eigen bank te blijven zien. Toch zal het inzicht moeten rijpen, dat bij een fusie tussen twee of meer banken, iets geheel nieuws ontstaat, dat anders zal zijn dan de optelsom van de samen te voegen banken. Er moet een gevoel van saamho righeid gaan ontstaan. Samen is men lid van de ene nieuwe Centrale Bank en in die functie van lid maatschap zal het samengaan of samen werken moeten worden gezien. Saamhorigheid zal duidelijk gestalte moe ten krijgen in de eensgezindheid van raif teisenbanken en boerenleenbanken als één coöperatieve bankorganisatie en dat mag dan zeker zijn een eenheid in verscheiden heid. Met enthousiasme, persoonlijke inzet en vooral grote mensëlijkheid zal het waar achtig wel gaan. F. P. J. Bakx

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 5