uitbouw en verdieping van de
samenwerking
11
statuten en reglementen, die aan de voorgenomen fusie
ten grondslag liggen.
Hierbij zal ik als mijn mening te kennen geven, dat het
geven aan de centrale kringvergadering van bepaalde
goedkeuringsbevoegdheden niet in overeenstemming zou
zijn met de eigen verantwoordelijkheid, die de centrale
bank in het coöperatief georganiseerde bankwezen dient
te hebben. Bovendien acht ik het geven van goedkeu
ringsbevoegdheden aan de centrale kringvergadering niet
nodig. De adviserende bevoegdheden die aan deze
instantie zijn opgedragen, betekenen als zodanig reeds
een formidabele controle op het beleid van de cen
trale bank, terwijl bovendien deze advisering de cen
trale kringvergadering inspraak geeft op alle onderde
len van het beleid van de centrale bank; geen enkel
onderdeel is daarvan uitgezonderd. Indien mocht blijken,
dat de centrale kringvergadering geen vertrouwen meer
kan hebben in het beleid van de centrale bank, in casu
van de hoofddirectie en raad van beheer, dan zal dit
uitmonden in een overeenkomstig advies aan de algeme
ne vergadering, die terzake van benoeming en ontslag
van de leiding van de centrale bank beslissende be
voegdheden heeft.
Ik ben van mening, dat de mogelijkheid van inspraak van
de aangesloten banken in de leiding van de centrale bank
via de kringen en centrale kringvergadering zodanig is
gestructureerd dat van een echte democratie in onze
toekomstige organisatie kan worden gesproken.
Zoals gezegd, is daarmee tevens de voorwaarde gescha
pen voor een reële autonomie van de aangesloten
banken; een reële autonomie die voor mij het uitgangspunt
vormt voor de goede werking van ons coöperatief
bankbedrijf in de toekomst. De inspraak en het daarmede
verbonden feitelijk medebeslissingsrecht van de centrale
kringvergadering vormen de compensatie voor de feitelij
ke inperking van plaatselijke autonomie,- die aan onze
organisatie-structuur inhaerent is, maar die daardoor niet
inboet aan realiteit.
Dit alles is ontleend aan de Drontense toespraak. In de
Eindhovense toespraak vindt men veel daarvan in verkor
te vorm terug, maar de heer Van Campen belichtte in
Eindhoven ook nog enkele andere aspecten, die goed bij
het voorgaande aansluiten. Wij geven deze in het vol
gende weer:
Ook anderszins zal een verdieping van onze doelstellin
gen dienen te worden nagestreefd. Ik denk hierbij met
name ook aan de betekenis van de coöperatieve samen
werking binnen het kader van onze banken. Daarbij moet
duidelijk worden afgerekend met de gedachte, die men
zelfs in onze organisatie nog wel eens hoort verluiden,
namelijk dat het lidmaatschap van de boerenleenbank
meer en meer nog slechts als een formaliteit zou worden
beschouwd voor de verkrijging van de voordeliger finan
ciering, die de coöperatieve bank in vergelijking met
andere instellingen kan bieden. Dit zou zo zijn, omdat de
algemene vergaderingen ter plaatse veelal slecht worden
bezocht. Ik ben van mening, dat dit verschijnsel geens
zins zo negatief behoeft te worden beoordeeld. Veeleer
spreekt daaruit naar mijn mening, dat vertrouwen wordt
gesteld in de door de plaatselijke algemene vergaderin
gen gekozen leden van bestuur en raad van toezicht.
Democratie is immers veeleer vertrouwen schenken aan
zelfgekozen vertegenwoordigers dan het meeregeren
door de gemeenschap zelf. Daarom houd ik mij
overtuigd, dat in de gemeenschappen, die onze plaatselij
ke banken vormen, de onbeperkte aansprakelijkheid nog
altijd hetzij in actieve of in passieve zin wordt beleefd als
een uiting van de solidariteit om in gemeenschap de
eigen gemeenschap te dienen.
Dat telkenjare in de plaatselijke gemeenschap wederom
mensen bereid worden gevonden om als lid van het
bestuur of van de raad van toezicht verantwoordelijkheid
te dragen is voor mij daarvan het levend bewijs, dat
gestalte krijgt telkenjare opnieuw in de kringvergaderin
gen, de centrale kringvergadering en de algemene verga
dering, zoals die waarin wij vandaag weer zo succesvol
bijeen zijn. Daarbij dient met grote waardering te worden
vermeld hoezeer de bestuurders van onze banken, dui
zenden in getal, zich dikwijls met grote zelfopoffering
bezig houden met de belangen van hun banken en van
hun cliënten.
Een verdere uitbouw en verdieping zal ook nodig zijn in
de coöperatieve samenwerking tussen plaatselijke banken