10 van de concurrenten niet achter de feiten aan moet lopen, maar koploper is. Als een ideële doelstelling van de centrale bank zie ik de welzijnsbevordering op landelijk niveau, waarbij de cen trale bank enerzijds zoveel mogelijk de plaatselijke initiatieven zal dienen te ondersteunen en anderzijds samen met de aangesloten banken de schouders zal moeten zetten onder de regionale ontwikkelingsproblema tiek. Daarbij denk ik aan gezamenlijke financiering van projecten van milieu-verzorging, gezondheidszorg, van bejaardenzorg en dergelijke meer. Ook zal de hypothe caire financiering van particulieren zich steeds meer binnen het kader van functionele of regionale kaders gaan afspelen, waarbij samenwerking tussen centrale bank en plaatselijke banken noodzakelijk zal zijn. Ziehier enige essentiële taken van de centrale bank, waarbij het bevorderen van samenwerking tussen plaat selijke banken met inschakeling van de kringbesturen de bijzondere aandacht vraagt. Dit zijn echter niet de enige taken. Als dit namelijk de enige taken zouden zijn, dan zou de centrale bank niet die plaats in de organisatie behoeven in te nemen, die zij thans heeft, namelijk de centrale instelling die leiding geeft aan de gehele organisatie, dat wil zeggen, leiding geeft aan autonome aangesloten banken. In vergelijking met de structuur van de bondsspaarban ken is de structuur van onze organisatie een andere. Naar mijn mening zijn wij beter georganiseerd, zijn aan onze structuur voordelen verbonden, die andere instellin gen - handelsbanken met hun filialen of bondsspaarban ken - niet kennen. De essentie van onze coöperatieve bankorganisatie is niet alleen het plaatselijk coöperatief georganiseerd zijn, maar ook het onderling coöperatief georganiseerd zijn in de samenwerking van de plaatselijke banken en centrale bank. Het is om deze reden, dat De Nederlandsche Bank de centrale bank en de daarbij aangesloten banken als een eenheid beschouwt; dit biedt grote voordelen. Ik wil hier graag nog even bij stil staan, omdat ik het gevoel heb, dat deze voordelen die verbonden zijn aan onze structuur niet overal goed worden beseft. Bij de Wet Toezicht Kredietwezen is aan De Nederland sche Bank onder meer opgedragen het toezicht op de liquiditeit en solvabiliteit van de in ons land werkzame kredietinstellingen, leder van de rechtstreeks onder de controle van De Nederlandsche Bank staande banken, dient te voldoen aan bepaalde liquiditeitsnormen en solvabiliteitseisen. Juist door die specifieke structuur van de coöperatieve bankorganisatie, waarbij de plaatselijke aangesloten banken organisatorisch en financieel samen werken in één centrale bank, heeft De Nederlandsche Bank het aan haar bij de wet opgedragen toezicht op de lokale aangesloten banken kunnen delegeren aan de centrale bank, en zulks niet alleen wat betreft de technische accountantscontrole, hetgeen ook bij de Bondsspaarbanken het geval is, maar ook wat betreft het liquiditeits- en solvabiliteitsbeheer zowel uit bedrijfs economisch als uit sociaal-economisch oogpunt. Een belangrijk aspect daarbij is, dat De Nederlandsche Bank de centrale bank en de bij haar aangesloten banken uit het oogpunt van liquiditeit en solvabiliteit als één geheel beschouwt. Het is juist door deze eenheid, die wij uit een oogpunt van liquiditeit en solvabiliteit vormen, dat wij op zo bijzonder snelle wijze hebben kunnen expanderen, zoals in de afgelopen decennia het geval is geweest. Hierdoor werd het immers mogelijk, dat aangesloten banken, die onvoldoende middelen hadden om hun be- drijfsfinancieringen te kunnen voortzetten, dit toch kon den blijven doen en dat andere aangesloten banken, die zelf te weinig eigen vermogen hadden om op het gebied van vestigingen en personeel snel te kunnen expanderen, hiertoe toch in staat konden worden gesteld. Het wel bijzonder expansieve beleid dat vele aangesloten banken in de achter ons liggende jaren hebben gevoerd, was derhalve mogelijk door onze speciale structuur, met andere woorden was mogelijk, doordat de aangesloten banken niet alleen als individuele bank maar tegelijkertijd ook als onderdeel van een financieel en organisatorisch geheel werkzaam zijn. Het zal duidelijk zijn dat het toezicht op de liquiditeit en solvabiliteit van de aangesloten banken, dat De Neder landsche Bank aan de centrale bank heeft gedelegeerd, onherroepelijk inhoudt, dat de centrale bank tot op zekere hoogte een zelfstandige positie dient in te nemen ten opzichte van de aangesloten banken. Deze zelfstandige positie kan worden gezien als de voorwaarde, waaronder De Nederlandsche Bank uit een oogpunt van bedrijfs-economisch toezicht de centrale bank en de aangesloten banken als een geheel be schouwt, evenals ook voor de toepassing van het kredietbeperkingsbeleid. Die zelfstandige positie van de centrale bank uit het oogpunt van het bedrijfs-econo misch en sociaal-economisch toezicht is de voorwaarde voor de extra expansiekracht, waarover wij gezamenlijk beschikken. Wanneer ik over expansiekracht spreek, dan bedoel ik, dat de expansiekracht van de aangesloten banken niet is de optelsom van de individuele expansie mogelijkheid van iedere plaatselijke bank afzonderlijk, maar de expansiekracht van de totaliteit, die door compensatie van individuele tekorten en overschotten vele malen groter is dan de optelsom van individuele mogelijkheden. Het moge enigszins paradoxaal klinken, maar door het inpassen van een stuk autonomie van de plaatselijke bank in het grote geheel van centrale bank en aangeslo ten banken samen wordt de expansiekracht van iedere individuele bank vergroot. Hiermee kom ik tot een tweede conclusie, namelijk deze, dat het voor het behoud van die extra expansiekracht - die wij in de toekomst bitter hard nodig hebben - voorwaarde is, dat de bij de centrale bank aangesloten plaatselijke banken een deel van hun autonomie inpassen in de samenwerking van centrale bank en aangesloten banken en dat de centrale bank daarbij tot zekere hoogte een zelfstandige positie dient in te nemen ten opzichte van de bij haar aangeslo ten banken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 12