9 2. taak en positie van de centrale bank De algemeen directeur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, mr. Ph. C. M. van Campen, heeft in mei jl. twee toespraken gehouden. De eerste op 4 mei te Dronten voor de Vereniging van Directeuren van Raif- feisenbanken en de tweede op 30 mei voor de Algemene Vergadering van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. Deze inleidingen zijn vooral interessant, omdat de heer Van Campen daarin een visie tracht te geven op wat van de toekomst binnen de gemeenschappelijke centrale bank mag worden verwacht. Dat de heer Van Campen die visie uitdrukkelijk als een persoonlijke voordraagt, versterkt alleen maar onze aandacht, want aan alles is te merken, dat de spreker er zich persoonlijk bij betrokken voelt en er achter staat. De gedachten van de heer Van Campen zijn het breedst ontvouwd in zijn Drontense toespraak. Daaruit citeren wij de naar onze mening belangrijkste gedeel ten. In de Eindhovense toespraak, waarvan grote ge deelten reeds in ons vorige nummer weergegeven zijn, treft men een beknopte samenvatting van de Drontense gedachten. De heer Van Campen heeft naar eigen zeggen voor de Eindhovense Algemene Vergadering zijn zwanenzang gehouden: hij heeft de boodschap afgeleverd, die hij voor het laatst wilde meegeven. Met die „zwanen zang" moge de heer Van Campen op die tijd en plaats een beetje gelijk gehad hebben, gelukkig zei de heer Mertens nog wat anders. Die zag de toespraak als een prelude op de toekomst. En daar had hij groot gelijk aani geconfronteerd met een steeds krachtiger wordende concurrentie. Het is duidelijk, dat wij in de toekomst alleen door een slagvaardig beleid, dat moet worden gevoerd door de aangesloten banken, deze concurrentie het hoofd kunnen bieden. Dit slagvaardig beleid zal eisen stellen aan het management van de aangesloten banken. Wil de plaatse lijke bank op de juiste wijze de diensten kunnen blijven aanbieden, zowel aan particulieren als aan het bedrijfsle ven, dan zullen marktmogelijkheden dienen te worden opgespoord, zullen de specifieke behoeften van relevante onderdelen van de markt moeten worden vastgesteld, als mede de mogelijkheden om daarop in te spelen. Vervol gens zal onze dienstverlening tot hoge kwaliteit moeten worden opgevoerd en met een aan de zich voordoen de verhoudingen aangepast dienstbetoon moeten worden overgebracht aan onze cliënten. Men zal zich telkens opnieuw een zo goed mogelijk beeld dienen te vormen van de toekomstige ontwikkelingen in het eigen werkge bied. Aan dit nieuwe en moderne bedrijfseconomisch management zullen naar mijn overtuiging in de toekomst hoge eisen worden gesteld. Een belangrijk aspect hierbij is, dat ieder werkgebied zijn eigen omstandigheden kent. Juist vanwege de eigenheid van ieder werkgebied zie ik grote mogelijkheden voor verdere uitbouw van de kenmerkende structuur, die wij als coöperatief georganiseerde bankinstelling hebben. Essentie van deze structuur is immers de zelfstandigheid van de aangesloten bank en deze zelfstandigheid, deze autonomie acht ik een voorwaarde voor de grote mate van creativiteit, die nodig zal zijn om ook in de toekomst onze bankdiensten met succes te kunnen aanbieden en voorts een voorwaarde om dit met grote slagvaardigheid te doen. Dit slagvaardig beleid komt concreet hierop neer, dat dit afstemming behoeft op de eigenheden, mogelijkheden en onmogelijkheden van het werkgebied van de aangesloten bank; accentuering en nuancering derhalve in het dien stenassortiment dat zal worden gebracht, in het perso neelsbeleid dat zal dienen te worden gevoerd, in het publiciteitsbeleid, bouwbeleid en vestigingsbeleid en ook - en ik heb geen moeite dit hier naar voren te brengen in het rentebeleid. Specifieke marktomstandigheden kunnen soms betekenen, dat het wenselijk is af te wijken van het rente-advies van de centrale bank; hierbij ga ik ervan uit dat in onze coöperatieve organisatie voldoende samenwerkingsgevoel zal bestaan, zodat overleg over een eventueel anders gericht beleid zal worden gevoerd met collega-banken voorzover deze daarvan de invloed kunnen ondergaan. In de stimulering van dit overleg zie ik een taak voor de kringbesturen met assistentie van de districtsdirecteuren, wier taak het zal zijn de inpassing te bevorderen van een regionaal op de markt voor bankdiensten afgestemd bankbeleid en de doelstellingen van de organisatie als geheel. Ik prijs mij gelukkig dat onze coöperatieve bankorganisa- tie niet alleen zakelijke doch ook ideële doelstellingen kent. Zeer in het algemeen zou ik deze doelstellingen kunnen omschrijven als het bevorderen van het welzijn in het eigen werkgebied. Ook hier zal grote creativiteit aan de dag moeten worden gelegd, omdat welzijnsbevorde ring in het ene werkgebied nu eenmaal andere eisen stelt dan in het andere. Denk bijvoorbeeld aan het grote belang van een goed gemeenschapsleven in kleinere plattelands plaatsen en aan de problemen van vervuiling. Gesteld kan worden, dat alleen zelfstandig ondernemerschap dat geworteld is in de plaatselijke gemeenschap, zal kunnen bijdragen tot realisering van de eigen welzijnsdoelstellin gen binnen het werkgebied van iedere bank. Indien men de ideële en zakelijke taken die ons wachten, overziet en daarbij bedenkt wat erbij komt kijken om deze goed te kunnen uitvoeren, dan komt men tot deze eerste conclusie, namelijk dat een reële autonomie van de aangesloten banken voorwaarde is voor de toekomsti ge goede werking van ons bankbedrijf. Als belangrijkste taak van de centrale bank beschouw ik het ondersteunen van de aangesloten banken bij het moderne management, dat zij in de toekomst zullen moeten voeren. Deze ondersteuning zie ik in essentie op tweeërlei wijze: enerzijds in het assisteren en adviseren via een goed opgezet begeleidingsapparaat, gericht op zelfstandig te voeren marketing- en planningmanagement door bestuur en directie van de aangesloten bank; anderzijds zie ik de ondersteunende taak van de centrale bank in de creatie en inpassing van nieuwe dienstverle ningsmogelijkheden, die de aangesloten banken nodig hebben om op passende wijze hun cliënten te kunnen bedienen. Van de centrale bank dient het initiatief uit te gaan en wel zodanig, dat de Raiffeisen-Boerenleenbank- organisatie op het stuk van dienstverlening ten opzichte

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 11