Voor allen die zich intensief bezig
gehouden hebben met de
voorbereiding van de fusie is het
verheugend, dat de
twee Algemene Vergaderingen
de voorgelegde voorstellen
met een zo ruime meerderheid
aanvaard hebbenook voor
mijzelf. Met alle anderen op wie ik
hier boven doelde, ben ik ervan
overtuigd, dat dit een goed en een
wijs besluit zal blijken te zijn.
3
Hiermee bedoel ik zeker niet, dat wij blij moeten zijn
een bankorganisatie te hebben geschapen, die tot de
grootste in Nederland zal behoren. Dat was ook niet de
bedoeling van de voorstellen. De werkelijke bedoeling is
vanaf het begin omschreven in het groene boekje en in
de statuten van de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleen-
bank. Het houdt kort gezegd in, dat de mogelijkheid
geschapen is om meer en beter dienstbetoon te bieden.
Wanneer, zoals in de statuten van de Raiffeisen-
Boerenleenbank, gekeken wordt naar de financiering van
de in omvang steeds groeiende coöperaties is dit zonder
meer duidelijk. Maar het geldt voor ieder gebied, waarop
onze banken en de Centrale Bank werkzaam zijn.
We moeten ons echter realiseren, dat na deze besluiten
het eigenlijke werk pas begint. Van twee grote
bankorganisaties moeten wij er nu één maken. Dat
gebeurt niet zonder meer door besluiten of door nieuwe
statuten. Daarvoor is veel meer nodig. Wij zullen ons dit
allen bewust zijn en er allemaal, in welke positie ook,
bewust aan moeten meewerken.
De moties, die in de beide Algemene Vergadreingen in
1971 zijn aangenomen en die zo vaak zijn geciteerd,
zullen ons daarbij alle twee voor ogen moeten blijven
staan. Wanneer wij werkelijk één doeltreffende
organisatie uit twee gaan maken, dan zal grote
zelfstandigheid van de plaatselijke banken daarbij een
even noodzakelijke voorwaarde zijn als het bewustzijn bij
iedere lokale bank, dat hij lid is van één grote organisatie,
die hij moet helpen sterker naar voren te komen.
Dit kan alleen als wij voorkomen, dat die grote
organisatie zou verworden tot een bureaucratische
organisatie. Om dat te voorkomen is communicatie
binnen de organisatie nodiger dan ooit: overleg vanuit de
Centrale Bank naar de leden-banken om begrip te wekken
voor het beleid, maar ook inspraak van de leden-banken
om de Centrale Bank in staat te stellen niet alleen het
besturend orgaan te zijn, maar ook het dienende orgaan
voor de lokale banken.
Deze communicatie moet plaatsvinden tussen de
bestuurlijke organen, maar ook tussen de directies.
Directeuren van lokale banken moeten in welke
vertegenwoordiging ook, zeker in het technische werk,
gelegenheid hebben het beleid mee te vormen.
Daarbij moeten wij ons ervan bewust zijn, dat zowel op
het centrale als op het lokale vlak de besturende
organen de lijnen moeten blijven aangeven.
Dit eist een zelfstandig optreden van de lokale banken
voor zover dat mogelijk is. Wanneer ik dit laatste eraan
toevoeg, ben ik mij bewust, dat het verkeerd opgevat zou
kunnen worden. Daarom wil ik nadrukkelijk stellen, dat,
naar mijn mening, die zelfstandigheid alleen ingetoomd
mag, maar ook moet worden wanneer wettelijk
toezicht en noodzaak gezien vanuit de gehele organisatie
dit nodig maakt.
Wij allen gaan nu aan het werk om te bereiken, dat onze
organisatie werkelijk één organisatie wordt, waarin door
voldoende overleg en voldoende inspraak ieder zijn taak
op de beste wijze kan vervullen. Daarbij zal de
structuurcommissie die reeds aangekondigd is en die
volgend jaar haar werk kan beginnen, een belangrijke rol
kunnen spelen in een verdere modernisering van de
bestuurlijke verhoudingen binnen onze organisatie.
Wie overtuigd is van de grote betekenis van onze
organisatie, zowel voor het dienen van de plaatselijke
werkgebieden als van onze landelijke economie, zal met
enthousiasme in deze nieuwe taakstelling meewerken.
A. J. Verhage