geld- en
kapitaalmarkt
obligatiemarkt
geldmarkt
43
drs. h. m. haks en b. van der meer
In de afgelopen maand heerste er op de obligatiemarkt
een tamelijk onzekere stemming. De afwachtende houding
van het beleggend publiek was hier voornamelijk debet
aan. Enigszins bemoedigend was het feit dat de koersen,
na de forse dalingen in de tweede helft van april, slechts
fractioneel daalden. De tendens tot verdere aantrekking
van de rente bleef echter aanwezig. Een en ander
manifesteerde zich onder meer in de voorwaarden waar
op leningen voor de gezondheidszorg werden aangekon
digd, in welke sector de verhogingen in de rente-typen
elkaar in een snel tempo opvolgden. Het 8% rente-type
deed weer z'n intrede.
In de laatste week van mei kwam aan de sterk verlaagde
emissieactiviteit, die nodig was om de beurs enige rust te
geven, een einde door de aankondiging van een nieuwe
staatslening. Het betrof een 7V2% langlopende lening
tegen een uitgiftekoers van 100%, waarvan het bedrag
na sluiting zou worden bekendgemaakt. Alhoewel van de
zijde van de institutionele beleggers slechts een matige
belangstelling bestond, kon de minister desondanks 300
min. uit de markt opnemen.
Een meer dan ruime interesse viel daarentegen te
constateren van de kant van de particuliere beleggers.
De minister zal, gezien de berichten over een te ver
wachten record-begrotingstekort, dit jaar zeker nog enige
malen een beroep op de open kapitaalmarkt moeten
doen.
De sterk afgenomen vraag naar guldensobligaties vanuit
het buitenland, de zeer aanzienlijke kapitaalbehoefte van
de overheid en de teruglopende liquiditeit zijn factoren
die zouden kunnen wijzen op een geleidelijk aantrekken
van de rente. Evenals in de ons omringende landen, waar
de rente op een hoger niveau ligt, blijft de verwachting
bestaan dat de kapitaalmarkt-middelen voorlopig duur
zullen blijven.
De geldmarkt heeft in mei een ander gezicht gekregen
dan in de voorgaande maanden. Maart en april kenmerk
ten zich door een overvloed van middelen, die de vraag
ver overtrof, zodat grote bedragen renteloos bij De
Nederlandsche Bank werden geparkeerd.
In mei is daarin verandering gekomen. Het was bekend,
dat in de eerste helft van mei bijzonder veel belasting
moest worden betaald en vooraf werd deze periode
reeds wat krapper geschat. Algemeen werd toen ver
wacht, dat de tweede helft van mei ten gevolge van
Rijksuitkeringen - waaronder de uitbetaling van vakan
tiegelden aan A.O.W.-ers en ambtenaren - opnieuw ruim
zou worden. Tot de laatste dag van mei bleef er evenwel
een, meestal klein, tekort in de markt bestaan, o.a. ten
gevolge van de uitzetting van bankbiljetten (ongeveer
400 miljoen in de tweede helft van mei.
Deze toename van de bankbiljetten in omloop kan niet de
enige verklaring van de na 15 mei krap blijvende markt
zijn. In de tweede helft van die maand heeft het Rijk nl.
8 a 900 miljoen aan uitkeringen gedaan die rechtstreeks
de markt ten goede kwamen. Het kan zijn, dat in deze
periode het Agentschap van het Ministerie van Financiën
ondershands leningen in de markt heeft opgenomen.
Hierdoor zou het tegen de verwachting in uitblijven van
een wat ruimere markt te verklaren zijn. Door de zich
wijzigende marktsituatie trokken de geldmarkttarieven -
vooral voor de kortere perioden - aan.
Begin juni kwam de markt ongeveer in een evenwichtssi-
tuatie. De dagelijkse tekorten of overschotten waren van
minimale omvang. De ontvangsten uit hoofde van terug
kerend bankpapier waren toereikend om daaruit de
belastingbetalingen te voldoen.
Terugkeer naar een extreem ruime toestand lijkt voorlo
pig van de baan. Grote tekorten liggen in de nabije
toekomst evenmin voor de hand. Veel zal enerzijds ervan
afhangen of de Staat een beroep op de geldmarkt zal
doen (schatkistpapier, begrotingstekorten) en anderzijds
van wat zich internationaal op valutagebied zal voordoen.
Wat het schatkistpapier betreft, kon het best eens zijn,
hoewel uit oogpunt van saldo daartoe misschien nog niet
direct aanleiding bestaat, - er is o.m. net een staatsle
ning ad 300 miljoen geplaatst - dat andere overwegin
gen pleiten voor het afgeven van papier. In dit verband is
o.m. het feit van belang, dat sinds augustus 1971 geen
lang papier meer is afgegeven - een ongekend lange
periode - waardoor vele marktpartijen graag hun porte
feuilles willen aanvullen.
Op valutagebied schijnt het tamelijk rustig. Het feit, dat
de goudprijs begin juni een recordhoogte bereikte, kan
een aanwijzing zijn, dat ook hier de schijn bedriegt.
Een evenwicht op de geldmarkt is altijd wat men in de
mechanica noemt een labiel evenwicht.