boeren- hypotheekbank l.k.e. 37 karakter gewijzigd de economische toestand winst over 1971 0,60% daarvan. Op gelijke wijze berekend maakten in 1971 de raiffeisenbanken een bedrijfswinst van 0,63% van hun gezamenlijk balansto taal. Voor het lopende boekjaar zijn prognoses opgesteld zowel voor de bedrijfsresulta ten van de boerenleenbanken als van de raiffeisenbanken, die beiden sluiten met een begrote bedrijfswinst van 0,63% van het balanstotaal. Dit betekent derhal ve, dat de verwachting bestaat, dat in het algemeen genomen de rentabiliteits- positie van boerenleenbanken en raiffei senbanken thans nagenoeg gelijk ligt, hoewel de bedrijfseenheid van de boe renleenbanken gemiddeld kleiner is dan die van de raiffeisenbanken. Ongetwijfeld een nadeel uit het oogpunt van de renta biliteit. Daartegenover staat, dat de boe renleenbanken de laatste jaren in het algemeen hogere provisiebaten kennen. Ook voor de centrale bank zelf kan worden gesteld, dat het boekjaar 1971 wederom met een bevredigend resultaat kon worden afgesloten. De bedrijfswinst na afschrijvingen doch voor belastingen komt uit op ƒ19,1 miljoen, dit is 2 miljoen meer dan het vorig jaar. Daarnaast hebben ook de geliëerde centrale instellingen het afgelopen boek jaar met een bevredigend resultaat kunnen afsluiten. Al enige jaren toont het balanstotaal van de N.V. Boeren-Hypo- theekbank een spectaculaire stijging. Per eind 1971 is dit uitgekomen op ƒ541 miljoen bij een bestand aan hypothecaire leningen van ruim 520 miljoen. De heer Van Campen kon zich nog de tijd herinne ren in de vijftiger jaren, dat het balansto taal van de Boeren-Hypotheekbank niet of nauwelijks boven de 10 miljoen uit kwam. Vooral de laatste jaren is de ontwikkeling van de Boeren-Hypotheekbank snel ge gaan. Ook het bedrijfsresultaat werd steeds beter. Na belastingen en afschrij vingen beloopt de bedrijfswinst van het boekjaar 1971 1.873.000,- dit is ruim 150.000,- meer dan in 1970. <P Het bedrijfsresultaat van de N.V. Land bouwkredietverzekering „Eindhoven" ligt met 934.000,- iets beneden dat van het vorig jaar. Daarbij moet er rekening mee gehouden worden, dat terzake van schade-uitkeringen moest worden uitbe taald een bedrag van 454.000,-. Dit is ruim 300.000,- meer dan het jaar daarvoor. Ook in het kader van het Onderling Waarborgfonds waren de schadeuitkeringen in 1971 beduidend ho ger. Zij beliepen een bedrag van ƒ331.121,- als gevolg waarvan de re sultaten-rekening van het Onderling Waarborgfonds uitkomt met een nadelig saldo van bijna 192.000,-. Van dit nade lig saldo kan 125.000,- worden ge bracht ten laste van de algemene reser ve, die daarmede komt op het voorge- schrevèn minimum van 250.000,-; het nog resterende bedrag van 66.670,- zal over de leden moeten worden omge slagen. Het jaar daarvoor kon aan de leden een bedrag van 81.000,- worden gerestitueerd. In een onderling verzeke ringsbedrijf zoals dat van het Onderling Waarborgfonds der Boerenleenbanken moet altijd met ups en downs worden rekening gehouden; tegenover de premie restitutie over het jaar 1970 staat de naheffing tot het genoemde bedrag met betrekking tot het boekjaar 1971, die met de leden in het lopende jaar zal worden verrekend. De heer Van Campen constateerde, dat hoezeer de coöperatieve doelstelling on gewijzigd is gebleven, het karakter van de boerenleenbanken zich toch in de loop der jaren heeft gewijzigd. Dit valt af te leiden uit de verdeling van de ver strekte leningen naar hun bestemming. Bedroegen in 1961 de in de agrarische sector verstrekte leningen nog 50 pro cent van het totaal, in 1971 bleek dit percentage te zijn teruggelopen tot 32 procent. Dit neemt niet weg, dat uitge drukt in guldens in 1971 ruim drie maal zoveel werd uitgeleend aan de landbouw, de economische instellingen van de land bouw daaronder begrepen, als tien jaar geleden. Onze banden met de landbouw zijn dan ook zeker ten minste even sterk als in het verleden, maar het relatief achterblijven van de groei van deze bedrijfstak in vergelijking met andere sectoren van het economisch leven is de oorzaak van de procentuele teruggang van het aandeel van de landbouw in de bankactiviteiten. De laatste decennia heeft ons werkge bied zich relatief meer en meer ver plaatst naar het verlenen van hypotheken en de financiering van de middenstand, aldus de heer Van Compen. De middenstandsfinanciering sluit goed aan bij het veeleer sociale dan commer ciële karakter dat de organisatie ken merkt. „Wanneer wij tevens de Coöpera tieve Centrale Raiffeisen-Bank met de bij haar aangesloten banken in het beeld betrekken blijkt welk een vooraanstaande plaats de gecombineerde coöperatieve bankorganisatie met een balanstotaal van 24 miljard in het Nederlandse bankwe zen inneemt. In totaal verstrekten de gezamenlijke coöperatieve bankorganisa- ties in 1971 voor een bedrag van ƒ3.700 miljoen vaste leningen, waarvan 49 pro cent bestemd was voor niet bedrijfs doeleinden, in hoofdzaak de hypothecaire financiering van het woonbestand en daarnaast voor financiering van de regio nale infrastructuur. De agrarische sector en de niet-agrarische bedrijven namen respectievelijk 32 en 19 procent voor hun rekening". De aanwas van de spaargelden in 1971 2,3 miljard tegen ƒ1,6 miljard in 1970. Als men deze cijfers vergelijkt met die van de andere traditionele spaarinstellin- gen en de handelsbanken blijkt, dat in 1971 van de totale groei van de spaar gelden 40 procent naar de spaarrekenin gen bij de coöperatieve banken vloeide. Voor de eerste vier maanden van 1972 liggen de spaaroverschotten hoger dan vorig jaar, namelijk 447 miljoen, verge leken met 409 miljoen voor de eerste vier maanden van 1971; de cijfers hebben wederom betrekking op de beide coöperatieve kredietorganisaties. Ook de cijfers van de bruto verstrekking van nieuwe leningen aan de aangesloten ban ken liggen weer hoger dan het vorig jaar. De financiering van de nieuwbouw van woningen speelt in deze toeneming de belangrijkste rol. De huidige conjuncturele toestand ken merkt zich door een relatief hoog niveau van werkloosheid, een sterk gedaalde investeringsgeneigdheid in het bedrijfsle ven, een vertraagde groei van de con sumptieve uitgaven en een overschot op de lopende rekening van de betalingsba lans. Deze verschijnselen, die typisch thuishoren in een periode van conjunctu rele teruggang, gingen het afgelopen jaar

Rabobank Bronnenarchief

T07 | 1972 | | pagina 39