de financieringsfaciliteiten ten behoeve van tuinbouwbedrijven in een aantal westeuropese landen 18 c. bottema financieringsinstellingen financieringsmethoden zekerheden en financieringsmogelijkheden De ontwikkelingskansen van een individueel tuinbouwbe drijf en ook die van de gehele tuinbouw worden voor een belangrijk deel bepaald door de mate, waarin de noodza kelijke breedte- en diepte-investeringen kunnen worden verricht. Naast eigen vermogensvorming is in vele geval len vreemd vermogen nodig. De financieringsfaciliteiten zijn daardoor een belangrijke voorwaarde voor de ont wikkeling van het tuinbouwbedrijf. Het is in dit verband nuttig de faciliteiten in verschillende landen eens te vergelijken om de vraag te kunnen beantwoorden of uiteenlopende financieringsvoorwaarden een verschillende uitgangspositie scheppen. Bij een vergelijking van deze faciliteiten in West-Duitsland, Italië, België, Denemarken, Frankrijk en Nederland komen een aantal opmerkelijke verschillen naar voren. De belangrijkste zullen hieronder de revue passeren. In alle genoemde landen spelen speciale landbouwkrediet instellingen, zoals bij ons de Raiffeisen- en Boerenleen banken, een belangrijke rol bij de financiering van tuinbouwbedrijven. In West-Duitsland zijn dit vooral de Raiffeisenbanken. Daarnaast zijn spaarbanken, girocentra les en een aantal ander einstellingen van belang. In Frankrijk wordt de tuinbouw door een beperkt aantal instituten gefinancierd, waarvan de ,,Caisse Nationale de Crédit Agricole" de grootste is. In Italië is daarentegen een vrij groot aantal instituten bij de financiering van land- en tuinbouw betrokken, waaronder tien regionale kredietinstellingen, overkoepeld door de ,,Associazione fra gli Instituti di Credito Agrario", een belangrijke plaats innemen. In België zijn vooral de centrale bank van de Boerenbond met haar aangesloten Raiffeisenbanken (CE- RA), de „Caisse Générale d'Epargne et Retraite" en het Institut National de Crédit Agricole" belangrijk. De Deense tuinders kunnen voor hun kredietbehoefte een beroep doen op 3 kredietverenigingen en het „Dansk Landbrugs Realkreditfond" terwijl ook de handelsbanken een rol spelen. In de verschillende landen zijn duidelijk een tweetal financieringsmethoden te onderscheiden en wel de object- en de totaal-financiering. In Italië, Frankrijk, Denemarken en België worden per te financieren object aparte leningen verstrekt. In Italië en Frankrijk komt deze objectfinanciering het duidelijkst tot uiting. Niet alleen varieert het verstrekkingspercentage en de looptijd van de leningen per object, dit geldt ook voor de te betalen rente. In Frankrijk bedraagt de looptijd voor leningen ter financiering van grond 30 jaar, voor gebouwen bedraagt hij slechts 15 jaar. In'Italië kunnen bij voorbeeld voor de aankoop van grond leningen worden verstrekt met een rentepercentage van 1. Voor de aanbouw van woonhuizen, kassen, schuren en dergelijke bedraagt het rentepercen tage 3. Zowel in Italië als Frankrijk staan de financie ringsmethoden van de banken onder duidelijke invloed van de rentesubsidieregels van de overheid. In West-Duitsland en vooral in Nederland komt de totaalfinanciering het duidelijkst naar voren. Daarbij wordt de totale financieringsbehoefte van een bedrijf bepaald. Deze behoefte kan zijn ontstaan door de aankoop van grond, gebouwen, machines en dergelijke, maar ook door een toename van de behoefte aan bedrijfskapitaal. Voor de gehele financieringsbehoefte van het bedrijf wordt een passende financiering gezocht. De looptijd van de verstrekte leningen is daarbij afhankelijk van het bedrijfstype. Bij verwarmde glasbedrijven be draagt deze 14 jaar, bij een boomteeltbedrijf 20 jaar. De kredietinstellingen in de genoemde landen hanteren bij hun kredietverlening een groot aantal zekerheden. Het hypotheekrecht is daarvan in alle landen de belangrijkste. De andere zekerheden worden veelal aangewend voor leningen van een beperkte omvang en met een korte looptijd. De grootte van de hypothecaire leningen varieert in de meeste landen van 50 tot 70 van de geschatte

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 20