ruilverkavelingen een nieuw nederlands subsidie-beleid 15 de dienst wordt uitgemaakt door vertegenwoordigers van de belangen van de agrariërs en in mindere mate door vertegenwoordigers van andere (stedelijke) belangen. Min of meer in hetzelfde licht moet de opmerking worden gezien van de heer Van Huiten (P.P.R.) over de afkomst van degenen die over de landbouwbegroting spreken in de volksvertegenwoordiging; zij zijn bijna uitsluitend afkom stig uit de landbouw, ook de minister. De heer van Huiten zou graag wat minder nadruk leggen op de noodzaak een deskundig minister van Landbouw te hebben zodat men ook eens kandidaten van buiten landbouwkringen zou kunnen aantrekken. Minister Lardi- nois stak in zijn beantwoording met deze opmerking de draak door te zeggen dat dan het zoeken naar ondeskun dige ministers ook voor andere departementen aanbeve ling zou verdienen en dat, wanneer zij onverhoopt na verloop van tijd verstand van hun domein zouden krijgen, er overplaatsing naar een ander departement zou moeten volgen. gewacht zou kunnen worden tot de nieuwe landinrich tingswet. Het is echter niet te verwachten dat dit Kabinet voor deze nieuwe wet een voorstel zal indienen: eerst wordt afgewacht wat met de wet Midden Delfland gebeurt, welke pas ingediende wet als een vingeroefe ning voor de algemene landinrichtingswet wordt gezien. Om toestanden als in Tubbergen te voorkomen, wil de Regering daarom nu reeds de meest noodzakelijke wijzi ging in de stemprocedure aanbrengen. Het zijn nog plannen en voornemens waarover hierboven is gesproken; minister Lardinois heeft laten weten, dat hij het allemaal nog eens op papier zal zetten in de nota die hij binnenkort zal indienen over de toepassing van E.E.G.- structuurbeleid in ons land. Als de Tweede Kamer daar over heeft gediscussieerd zal het wetsontwerp over de ruilverkavelingswet worden ingediend. Aangezien de Twee de Kamer nogal veel op het programma heeft, zou het wel eens september kunnen worden voordat alles in kannen en kruiken is. Een ander onderwerp, van meer directe betekenis, dat in de Eerste Kamer aan de orde kwam, waren de ruilverka velingen. Reeds op 30 maart heeft de Nederlandse minister een aantal besluiten over de ruiverkavelingen genomen en bekendgemaakt. Het ging daarbij allereerst om een ver hoging van de rente welke door de eigenaar in de ruil verkaveling moet worden betaald: de zgn. ruilverkavelings rente zal worden verhoogd van 5 te betalen over 30 jaar, tot 6%, te betalen over 26 jaar. In de Eerste Kamer voegde de minister aan deze mededeling nog toe, dat er ook verandering zou komen in de subsidies bij grond aankopen ten behoeve van de ruilverkavelingen. In de ver gaderingen van het Bestuur van het Landbouwschap van 3 mei werd door degenen, die er meer van zeiden te weten dan in de krant stond, berekend, dat de wijziging in de financiering door de overheid in sommige ruilverkave lingen tot een verhoging van de kosten voor de eigenaar van 25 Een tweede punt van wijziging welke door de Nederland se ministerraad werd aangekondigd, is de stemprocedure. Terwijl de vermindering van de subsidie een uitvloeisel is van het regeeraccoord waarop het Kabinet-Biesheuvel steunt, is de wijziging van de stemprocedure het gevolg van de ongeregeldheden bij de ruilverkaveling van Tub bergen. De Regering heeft hier kennelijk naar het noodzakelijke minimum gezocht en wil alleen de bepaling invoegen, dat de niet-uitgebrachte stemmen niet meer meetellen bij het bepalen van de uitslag. Dit betekent dat niet geïnteres seerde eigenaren (al dan niet reeds overleden) niet meer voor de aanvaarding van een ruilverkaveling kunnen zorgen zoals dat op het ogenblik nog het geval was omdat de wet hen als voorstemmers beschouwt. Het Landbouwschap heeft laten weten nog wel meer te willen wijzigen aan de stemprocedure nl. door ook voor de pachters een stemrecht op basis van de in gebruik zijnde grond toe te kennen. Voorlopig lijkt de minister daar weinig oren naar te hebben. Dit soort van zaken zou wel breedvoerig aan de orde kunnen komen bij de discussie over de landinrichtingswet welke de Regering in het vooruitzicht heeft gesteld, en waar de ruilverkave lingswet geheel of ten dele in op zal gaan. De heer Mertens heeft overigens in de Eerste Kamer gevraagd waarom met de wijziging van de stemprocedure niet Van de drie richtlijnen van de E.E.G. is die over de modernisering van de bedrijven het meest ingrijpend, gezien vanuit de Nederlandse structuurpolitiek. De bevor dering van voorlichting en omscholing is in ons land reeds geruime tijd op gang; het gaat wat de E.E.G.- richtlijn betreft er vooral om te bepalen welke van de huidige Nederlandse activiteiten voor mede-financiering door de Europese Gemeenschap in aanmerking komt. Iets dergelijks geldt voor de richtlijn voor de sanering; ons land heeft als het ware model gestaan voor de Europese regeling en gaat ook in menig opzicht verder. Ook hier is het dus een kwestie van nagaan of de Brusselse pot de Nederlandse financieringslast zou kunnen verlichten. Een andere zaak is het met de eerste richtlijn: daarin staat aangegeven, dat er rente-subsidies moeten worden gege ven (wat tot nu toe in ons land niet gebeurde) en dat sommige steunmaatregelen zijn verboden. Minister Lardinois heeft al laten weten, dat hij niet verschrikkelijk veel haast heeft met de volledige invoe ring van het systeem van rente-subsidies. In de Eerste Kamer heeft hij gezegd, liever te hebben gezien dat de rente-subsidies in de hele E.E.G. zouden zijn afgeschaft. Alleen omdat de andere landen niet van het reeds bestaande nationale systeem wilden afstappen, heeft hij met de E.E.G.-regeling ingestemd. Minister Lardinois verklaarde dat het bestaan van een communautaire regeling voor hem niet betekent dat deze in ons land nu geheel moet worden uitgebuit. Hij wil in het bijzonder rekening houden met het effect op het marktevenwicht. Dat betekent, dat vooral in de tuinbouw en de verede- lingssector grote voorzichtigheid moet worden betracht. Volgens de bewindsman houdt dit niet in dat de hele tuinbouwsector uitgesloten moet worden van rente-subsi dies. Bij de bespreking van de situatie in de fruitteelt gaf minister Lardinois hiervan een voorbeeld door de moge lijkheid van Brusselse subsidies te noemen bij zgn. diepte-investeringen (d.w.z. arbeidsvervangende investe ringen) en samenwerkingsvormen; hierdoor zou de pro ductie van fruit niet noemenswaard uitgebreid behoeven te worden. Deze voorzichtige aanpak van minister Lardinois is niet van vandaag of gisteren. Reeds bij de opstelling van de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 17