invoering van
het e.e.g.-
structuurbeleid
in nederland
opheffing van het
ministerie van landbouw?
14
drs. m. I. de heer
Met een zucht van verlichting hebben de landbouwminis
ters van de Europese Gemeenschap op 24 maart 1972 de
dossiers over het structuurbeleid dichtgeslagen. Met de
aanvaarding van de richtlijnen voor de modernisering van
bedrijven, de pensionering van boeren en landarbeiders
en de stimulering van voorlichting en omscholing, was
een belangrijke taak volbracht. De vergadering van de
ministers die op 14 april zou worden gehouden, werd
afgelast omdat er geen onderwerpen van belang meer
aan de orde waren. De activiteit van de ministers is
voorlopig verlegd naar de regeringcentra van de lid
staten, waar men nu bezig is om aan de richtlijnen
uitvoering te geven. Ook voor ons land is daardoor het
E.E.G.-structuurbeleid niet langer meer theorie.
Op 2 mei vonden in de Eerste Kamer van de Staten Gene
raal de besprekingen plaats over de landbouwbegroting
van minister Lardinois. Dit is in het algemeen geen span
nende aangelegenheid omdat het eventueel kraken van
harde noten in ons land aan de Tweede Kamer wordt over
gelaten.
Wel interessant zijn de uitspraken van de minister omdat
daaruit iets afgelezen kan worden over zijn plannen voor
de begroting welke in september wordt ingediend en
waarover in deze maanden druk op de departementen
wordt overlegd. Een belangrijk onderdeel daarvan is de
wijze waarop de E.E.G.-richtlijnen in het Nederlandse
beleid zullen worden vertaald.
Er was echter in de Eerste Kamer nog meer aan de orde.
Tot de minder serieuze zaken behoorde de wens van de
heer Eisma van D'66, om het departement van Landbouw
en Visserij binnen afzienbare tijd op te heffen en de
huidige taken ervan te verdelen over verschillende ande
re departementen.
Er is kennelijk bij sommige politici enige wrevel ontstaan
over het feit dat de minister van Landbouw de taken van
zijn departement heeft uitgebreid b.v. in de richting van
het landschapsbeheer. Dit wordt gezien als een poging
om een werkgebied dat tegelijk met de vermindering van
de agrarische bevolking van geringer omvang zou moe
ten worden, kunstmatig te vergroten.
In feite echter lijkt deze argwaan meer ingegeven door
de vrees dat op het Departement van Landbouw alleen