9 tie (al dan niet R.K.). Men wil wel de doorbraak, maar men is voorzichtig! Zakelijk kon de boerenleenbank zich ook geheel buiten de agrarische sfeer bewegen, maar in het beheer moest het agrarisch element blijven overwe gen. Een twistvraag in die tijd was ook of de middenstand gefinancierd moest worden. Ook hier werd voorzichtig geformuleerd: de boerenleenbank moet haar sociale taak blijven vervullen ten opzichte van de kleine zelfstandigen ten plattelande, „waaronder uiteraard de agrariërs de eerste plaats blijven innemen". Ook daar spreekt dus allereerst de zorg uit voor het handhaven van het agrarische element bij de financiering. Tot 1956 hadden de boerenleenbanken altijd een verschil gekend tussen de rente op spaargelden voor leden en voor niet-leden. Dat verschil werd afgeschaft en aldus kwam er ruimte voor de slagzin: de boerenleenbank, spaarbank voor iedereen. Toen is de eigenlijke groei begonnen. De banken stelden zich veel meer open voor niet-agrariërs. We gingen actief optreden, in de eerste plaats bij het aantrekken van spaargelden. Bewust is de concurrentie aangegaan door een hogere rente te ver goeden dan de Rijkspostspaarbank en de algemene spaarbanken. Het gevolg van het actief optreden in het spaarverkeer was, dat het aandeel van de niet-agrariërs in de toevertrouwde gelden een snelle stijging vertoon de. Is de hier begonnen ontwikkeling als het ware vanzelf ontstaan of is die bewust door de Centrale Bank gestimuleerd? Ik geloof, dat er bij ons in die periode van bewuste stimulering gesproken kan worden. Factoren voor belangrijke vernieuwingen waren: 1. de kredietverlening buiten de agrarische sector, 2. de woningbouwfinanciering, daarbij inhakende op de stimule rende overheidsmaatregelen voor bevordering van een eigen woning, 3. de grote activiteiten bij het aantrekken van spaargelden en 4. de grote bouwactiviteit voor nieuwe kantoren en vestigingen. Dat alles was duidelijk gericht op een nieuwe cliëntenkring, op personen die niet tot de traditionele cliëntenkring van de boerenleenbank behoor den. Waar vroeger vaak de bank kantoor hield in de kamer van de kassier, zag men nu een nieuw modern gebouw. Dat stimuleerde ook onze eigen mensen en heeft, met andere dingen, onze banken een nieuw gezicht gegeven. Een nieuwe cliëntenkring, zegt u. Hebt u zich in die tijd nooit afgevraagd of de naam boerenleenbank daar wel geschikt voor was? Daar hebben we nauwelijks over gepiekerd, en die keer dat we daar bij stilstonden, hebben we te meer gemeend

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 11