en nu: gezamenlijk vooruit
ten banken nodig hebben om op goede
wijze hun cliënten te kunnen bedienen.
Hier ben ik het geheel eens met de heer
Dreschler in het vraaggesprek, waar hij
zegt dat van de centrale bank het initia
tief dient uit te gaan en wet zodanig -
zo heb ik het althans begrepen - dat
de Raiffeisen-Boerenleenbank-organisatie
op het stuk van dienstverlening ten op
zichte van de concurrenten niet achter
de feiten aan moet lopen, maar koploper
moet zijn.
Als een ideële doelstelling van de centra
le bank zie ik de welzijnsbevordering op
landelijk niveau, waarbij de centrale bank
enerzijds zoveel mogelijk de plaatselijke
initiatieven zal dienen te ondersteunen en
anderzijds samen met de aangesloten
banken mede een passende bijdrage zal
moeten leveren ter oplossing van de
problematiek zoals deze zo beklemmend
wordt weergegeven in het rapport van
de Club van Rome, waarop ook door de
heer Dreschler in het vraaggesprek werd
gedoeld.
Als specifieke doelstelling van onze in
stelling zou in 't bijzonder kunnen wor
den gedacht aan de verbreding van de
tertiaire sector (dienstverlening) met na
me in de sociale sector (gezondheids
zorg en bejaardenzorg).
Het is mijn overtuiging dat de marktom
standigheden ook in de toekomst zullen
eisen, dat de aangesloten banken zo diep
mogelijk geworteld blijven in de plaatse
lijke gemeenschap en zulks met eigen
autonomie. Daarnaast echter moeten we
rekening ermede houden dat de speciale
struktuur van onze organisatie (het doen
verrichten van deeltaken door de Centra
le Bank, die aldus efficiënter kunnen
worden uitgevoerd) en de daarmede sa
menhangende verhouding tot De Neder-
landsche Bank tot gevolg heeft, dat de
autonomie van de plaatselijke bank voor
een deel wordt overgedragen aan de
centrale bank, hetgeen echter gepaard
zal dienen te gaan met een goed functio
nerend stelsel van communicatie tussen
centrale bank en plaatselijke banken,
waardoor de noodzakelijke beperking
van de plaatselijke autonomie als het
ware wordt gecompenseerd door de
even noodzakelijke inspraak van de
plaatselijke banken. Een dergelijk stelsel
van organisatorische verhoudingen, ge
richt op communicatie en inspraak, zal
telkens aan de omstandigheden dienen te
worden aangepast, waarbij een struktuur-
commissie goede diensten kan bewijzen.
Daarbij moet worden opgemerkt, dat
goede strukturen, statuten en reglemen
ten alléén geen waarborg zijn voor de
goede werking van onze bankorganisatie.
Het zijn slechts kaders waarbinnen een
hechte samenwerking tussen aangesloten
banken en centrale bank moet worden
opgebouwd, een samenwerking die zal
moeten resulteren in slagvaardigheid, ini
tiatief en kreativiteit, zowel van centrale
bank als van aangesloten banken. Voor
een zodanige hechte samenwerking is
een goede struktuur van kringen en
Centrale Kringvergadering van groot be
lang. Toch is ook dit niet voldoende. Voor
slagvaardigheid, kreativiteit en initiatief is
tevens noodzakelijk, dat een voortduren
de dialoog bestaat tussen de medewer
kers van de centrale bank, van hoog tot
laag, en de besturen, direkties en hun
medewerkers van de aangesloten ban
ken. Deze dialoog zou mede tot stand
moeten worden gebracht door samen
werkingsverbanden als kommissies, werk
groepen, gespreksgroepen, studiebijeen
komsten, waarbij centrale bank en plaat
selijke banken gezamenlijk aan tafel zit
ten en gezamenlijk brainstorming plegen
over het te voeren bedrijfsbeleid. Voor
goede initiatieven van de centrale bank
zijn de inzichten van de aangesloten
banken nu eenmaal onmisbaar.
Alleen indien wij erin slagen binnen de
kaders van statuten, reglementen en
strukturen een levend organisme op te
bouwen, dat resulteert in een hechte
samenwerking tussen aangesloten ban
ken en centrale bank, dan alleen zullen
wij onze zakelijke en ideële doelstellingen
kunnen realiseren, dan alleen is de konti-
nuiteit van onze bankorganisatie ook
voor de verre toekomst gewaarborgd.
Mr. Ph. C. M. van Campen