en nu: gezamenlijk vooruit Terwijl ik deze regels schrijf voor ons gezamenlijk maandblad „Raiffeisen- Boerenleenbank" zijn de kring- en ring- vergaderingen achter de rug en staan wij nog voor de beslissende algemene ver gaderingen. Zelf heb ik een aantal kring vergaderingen bijgewoond en de tusiebe- sluiten alsmede de daaraan ten grond slag liggende concept-statuten en regie- regeling als een flexibele begrenzing van uitzettingsmogelijkheden in samenhang met voorstellen over rentevergoedingsre gelingen bij de gemeenschappelijke Cen trale Bank voor tegoeden van plaatselij ke banken. Alom werd instemming be tuigd met de gedachte, dat een struk- tuurcommissie spoedig aan het werk zou gaan om de statutaire organisatie en de bancaire inrichting van het georganiseerd coöperatief bankwezen opnieuw in studie te nemen en dan niet meer op basis van de harmonisatie van Utrechtse en Eind- hovense gedachtengangen doch met de gemeenschappelijkheid van organisatie tekenis moeten krijgen. Dit slagvaardig marktbeleid zal eisen stellen aan het management van de aangesloten bank. Wil deze bank op de juiste wijze de diensten blijven aanbieden, zowel aan particulieren als aan het bedrijfsleven, dan zullen marktmogelijkheden dienen te worden opgespoord, zal marktsegmenta- tie moeten worden toegepast, dit wil zeggen voor relevante onderdelen van de markt de specifieke behoeften vaststellen en de mogelijkheden om daarop in te spelen, zal dienstverlening van hoge kwaliteit en gepaard met intens dienstbe toon moeten worden overgebracht aan onze cliënten, waarbij men zich een beeld zal dienen te vormen van de toekomstige ontwikkelingen in het eigen werkgebied. Een belangrijk aspect hierbij is dat ieder werkgebied zijn eigen marktomstandighe den kent en derhalve zijn eigen eisen stelt aan het inspelen op de marktver houdingen door de plaatselijke bank. Juist vanwege de eigenheid van ieder werkgebied, zie ik grote mogelijkheden voor verdere uitbouw van de kenmerken de struktuur die wij als coöperatief geor ganiseerde bankinstelling hebben. Essen tie van deze structuur is immers de zelfstandigheid van de aangesloten bank en deze zelfstandigheid, deze autonomie, blijft een voorwaarde voor de grote mate van creativiteit, die nodig zal zijn om ook in de toekomst onze bankdiensten met succes te kunnen aanbieden en voorts een voorwaarde om dit met grote slag vaardigheid te doen. Ik prijs mij gelukkig dat onze coöperatie ve bankorganisatie niet alleen zakelijke doch ook ideële doelstellingen kent. Zeer in het algemeen zou ik deze doel stellingen kunnen omschrijven als het bevorderen van het welzijn in het eigen werkgebied. Ook hier zal grote creativi teit aan de dag moeten worden gelegd, omdat welzijnsbevordering in het ene werkgebied nu eenmaal andere eisen stelt als in het andere. Denk bij voorbeeld aan het grote belang van een goed gemeenschapsleven in kleinere plattelandsplaatsen en aan de problemen van vervuiling en het door Jules de Corte zo treffend met zijn zang becritiseerd jantje beton" in de grote steden van ons land. Gesteld kan worden dat alleen een zelfstandig ondernemer schap dat geworteld is in de plaatselijke gemeenschap zal kunnen bijdragen tot realisering van de eigen welzijnsdoelstel lingen. Daarbij zal het de belangrijkste taak zijn van de centrale bank de aange sloten banken te ondersteunen bij het moderne management dat zij in de toe komst zullen moeten voeren. Deze ondersteuning zie ik in essentie op tweeërlei wijze: enerzijds in het assiste ren en adviseren via een goed opgezet begeleidingsapparaat, gericht op het zelf standig te voeren marketing- en plan- ning-management door bestuur en directie van de aangesloten bank, anderzijds in de ondersteunende taak van de centrale bank bij de creatie en inpassing van nieuwe dienstverlening, die de aangeslo-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 5