het beste blijft behouden 2 De algemene vergaderingen van onze Centrale Banken staan dit jaar wel heel duidelijk in het teken van de lang en zorgvuldig voorbereide voorstellen tot fusie van beide organisaties. Op het ogenblik, dat ik deze woorden op papier zet, is de uitslag van de algemene vergadering van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank, die op 9 mei te Utrecht wordt (is) gehouden, nog niet bekend. Als dit nummer van ons gezamenlijk maandblad verschijnt, kennen we de difinitieve uitslag van „Utrecht" en richten we onze blik op 30 mei a.s. als in Eindhoven de beslissing inzake de fusievoorstellen zal worden genomen. Gelet op de besprekingen van de voorstellen in de „Commissie van 18", in de Centrale Kringvergadering en in alle kringen van onze organisatie, is er naar mijn mening alle reden te verwachten, dat de voorstellen met betrekking tot de fusie met de Raiffeisenorganisatie, zo niet met algemene stemmen, dan toch met grote meerderheid zullen worden aanvaard. Natuurlijk kwamen er vanuit onze organisatie bezwaren en kritiek tegen bepaalde onderdelen van de voorstellen, vooral waar het betreft de structuur en werkwijze en de daarop betrekking hebbende statuten en de reglementen van de nieuwe organisatie. Fusie tussen twee gelijkwaardige organisaties betekent, dat beide partijen bereid moeten zijn te geven en te nemen en dat men geen eisen aan de andere partner kan voorleggen, maar dat men gezamenlijk moet zoeken naar voor beide partijen aanvaardbare oplossingen. Al waren doel en functie van beide organisaties vrijwel gelijk, in werkwijze en mentaliteit waren er echter duidelijk verschillen ontstaan. Dat bleek bij voorbeeld in 1971, toen in elk van de beide algemene vergaderingen te Utrecht en Eindhoven moties werden aangenomen, die voor wat betreft de inhoud geheel verschillend waren. Gelukkig was er echter geen tegenstelling tussen beide moties. In de „Utrechtse" motie werd tot uitdrukking gebracht, dat grote waarde moest worden toegekend aan de zelfstandigheid van de lokale banken. De „Eindhovense" algemene vergadering sprak zich in de motie uit vóór behoud van een goede communicatie tussen de Centrale Bank met de plaatselijke banken en voor een ruime inspraak van de plaatselijke banken in het beleid van de gehele organisatie. Bij de voorbereiding van de nu voorliggende voorstellen is uiteraard rekening gehouden met inhoud en strekking van beide moties en in de concept-statuten en regelingen zijn dan ook duidelijk de opvattingen, die in beide organisaties zo sterk op de voorgrond staan, terug te vinden. Uit de voorstellen blijkt, dat de beste en sterkste doelstellingen en eigenschappen van beide organisaties in de nieuwe organisatie behouden blijven. Ik heb de indruk, dat een aanbeveling of opwekking, gericht tot de afgevaardigden van de plaatselijke banken, om op de a.s. algemene vergadering hun stem en steun te geven aan de voorstellen inzake de fusie, overbodig is. Tijdens het voorafgaande overleg in onze gehele organisatie is immers gebleken, dat er een grote mate van eenstemmigheid bestaat omtrent de nu voorliggende voorstellen. Het is met groot vertrouwen, dat ik ook in dit opzicht onze algemene vergadering tegemoet zie. C. G. A. Mertens, voorzitter Raad van Beheer van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 4